Ik ben laatst zomaar een weekend naar Nederland geweest. Theo had een hele groep vrienden uitgenodigd voor een reünie van zijn jonge jaren. Hartstikke leuk, maar ik had de indruk dat ik daar niet bij moest gaan zitten, dus ik heb een ticket geboekt. Even iedereen weer zien voordat het hoogseizoen begint. 

Het was een goed gekozen moment. Onze middelste zoon was niet happy want zijn vriendin had het uitgemaakt, de oudste zoon was juist net gaan samenwonen en wilde graag laten zien hoe zij er nu bij zaten. Tegelijkertijd struggelt hij met het afronden van zijn studie. Mijn vader is wat lustelozer aan het worden, Theo’s moeder zit weer in een medische molen, kortom, een hoop gedoe. Zoon Drie zit overigens voor een stage helemaal in Dubai dus daar hebben we nauwelijks zicht op, ook even wennen. 

Toen ik op het vliegveldje van Bergerac stond te wachten zag ik toevallig een Facebook herinnering voorbijkomen van precies zes jaar geleden. Toen stonden we ook op Bergerac voor ons eerste bezoek aan dit huis in de Lot. Dat betekent dat we nu aan het zevende jaar van ons emigratieverhaal zijn begonnen, en betekent dat soms ook dat het tij keert? Dat alle euforie van dit avontuur omslaat in tegenspoed? Magere jaren en Murphy’s law? 

Ik vind het nauwelijks toeval te noemen dat we zoveel slecht nieuws horen in zo’n korte tijd. Schoonmoeder met een nare uitslag van een MRI scan, vader die ik nooit moe heb gezien maar die nu toch overdag in slaap kukelt en om de haverklap het alarm van zijn SOS horloge laat afgaan. Vals alarm steeds, gelukkig. Zoon Twee die zo’n leuke vriendin had en ineens weer alleen is. Dan de hond die niet meer wil wandelen wegens stroeve heupen, de andere hond die ook niet vooruit te branden is. Onze kat Sok, die een naar hoestje had, blijkt long tumoren te hebben. Ik mankeer onverklaarbare kwalen, terwijl ik voeger nooit wat had. Het zal de leeftijd wel zijn. Theo heeft zelfs al een map aangelegd voor zijn medische dossiers. Die heeft alle specialisten al een keer gezien hier maar heeft gelukkig nooit iets ergs. 

Alles bij elkaar kom ik erachter dat emigreren heel leuk is als het goed gaat met iedereen om je heen, maar zodra zich problemen voordoen is zo’n afstand bijzonder vervelend.  ’S Nachts wakker liggen omdat je kind ongelukkig is lijkt wel erger als je ook nog in een ander land woont. 

Tegelijkertijd hebben we nu gasten die van Utrecht naar Doesburg zijn verhuisd en daardoor ook hun volwassen kinderen veel minder zien. Tenzij er een noodgeval is, maakt het dus niet zoveel uit of de afstand anderhalf uur of elf uur is. Over noodgevallen gesproken, dat is zo ongeveer de grootste zorg van wonen in het buitenland. Het heeft geen zin om je daardoor te laten weerhouden, maar stel…stél! Stel dat mijn vader midden in het hoogseizoen omvalt, stel dat één van de kinderen een ongeluk krijgt, hoe krijg je het dan voor elkaar om rustig te blijven en zo snel mogelijk naar Nederland te gaan? Dingen waar je allemaal maar beter niet aan kunt denken. 

Theo vindt me een doemdenker. Vindt dat het allemaal wel meevalt. Hij heeft ook wel gelijk, er is niks ernstigs aan de hand, alleen met de kat. Al het andere is nog te overzien of op te lossen. En hier op de heuvel gaat het meer dan goed. We zijn pas in april en we beleven al hoogseizoen taferelen: volle kamers, buiten eten, het zwembad is open, en als het zo doorgaat hebben we tegelijkertijd het drukste en het rustigste seizoen ooit. Druk omdat het een lang en vol seizoen wordt, rustig omdat de meeste gasten veel langer blijven dan voorheen. Er komen bovendien veel Nederlanders, wat qua communicatie natuurlijk makkelijker is. Tussendoor hebben we zelfs nog een kleine vakantie gepland, omdat we al zagen aankomen dat het een druk voorjaar zou worden. 

Het was leuk om weer even in het land te zijn, bij mijn zus te logeren, de kinderen te huggen, mijn schoonmoeder uit te horen, mijn vader vast te houden, de winkels te scannen, een heus concert bij te wonen en te lachen met vriendinnen. 

De terugreis liep gesmeerd maar de drukte op de snelwegen in Nederland stond in zo’n contrast met mijn rit van Bergerac naar huis: twee en een half uur zag ik niets dan prachtig glooiend landschap met de zon in de rug. Ik zag een hertje door een olijfboomgaard galopperen, ik kon de tijd nemen om te stoppen voor een wild zwijn dat met jonkies door het hoge gras langs de weg liep. Middeleeuwse dorpen op heuveltoppen lichtten op in de avondzon en ik was nagenoeg alleen op de weg. 

Dus laten we onze blessings counten, niet zeuren en de dagen plukken. En een vinger aan de pols houden met Nederland, want aandacht is zo belangrijk. 

 

graag delen!