Mist

Mist

Er was ons dit weekend drie dagen volle zon beloofd en een graad of veertien. Dat is fijn, na weken van regen en kou, dat je weer voelt dat het voorjaar er aan komt. We kregen al een voorproefje afgelopen week. We gingen wandelen en we moesten onze jas uit trekken, zo warm was het ineens. Het is net februari hè, heerlijk. Maar toen we vrijdagochtend wakker werden hing er een dichte mist rond Pech Blanc. Mist hangt er vaak boven de rivier de Lot. Gek genoeg nooit direct op het water maar een tiental meters erboven, en dat strekt zich dan vaak uit tot in alle omringende dalen. Maar wij zitten veel hoger en kijken er altijd lekker overheen. Een enkele keer komt de mist tot bovenop onze heuvel en die trekt dan rond het middaguur weg. Maar dat gebeurde niet. Vrijdag niet, zaterdag niet, en zondag nog steeds niet. 

Als ik ergens chagrijnig en depressief van word dan is het een grijze omgeving. Mistbanken, flarden, witte wieven, dat vind ik prachtig. Maar die dikke grijze mist, nattig en koud, dat is niet goed voor me. Ik ken mensen waarbij de weersomstandigheden zwaar op het gemoed drukken, maar dat ik zelf ook zo iemand ben merk ik hier heviger dan ooit. Gelukkig waren we net weer open en hadden we ook zowaar weer gasten. We hadden dus genoeg te doen en niet heel veel tijd om erbij stil te staan. Zaterdag kwamen onze gasten uit Albi aan. Een Frans stel, en Albi ligt hier slechts anderhalf uur vandaan. We vonden het lullig voor ze dat het de hele dag zo somber was gebleven, maar die opmerking verbaasde hen. Ze hadden de hele dag zon gehad! Ze waren toch vlak in de buurt, geen mist gezien. Wel god-non-de-ju! Dus die wolk was echt alleen maar hier blijven hangen. 

Ik kan me zo’n soort dag herinneren in Nederland. Hoog zomer, een super goede weersvoorspelling, ik maakte plannen om naar het strand te gaan met iemand. Nogal een onderneming vanaf Utrecht want heel Nederland zou waarschijnlijk die kant op gaan, dus file, file, file, en daarna vechten om een parkeerplaats. Lagen we eindelijk op onze handdoek in bikini, ging die wolk maar niet weg die daar hing. Alles was grauw. Het bleek zo’n dikke laag kust mist te zijn die van geen wijken wist. Na twee uur bibberen van de kou zijn we maar weer in de auto gestapt en vijf minuten landinwaarts was de lucht strak blauw. We hadden dus beter in Utrecht kunnen blijven. 

Maar nu heb ik iets ontdekt. De enige manier om mist voor me te laten werken en me in een betere stemming te brengen is door met mijn camera naar buiten te gaan. Dat is mijn nieuwe hobby. Ik dacht dat het pianospelen zou worden. Dat deed ik vroeger. Na jaren pianolessen kon ik best wat leuks spelen. Totdat ik op mijn twaalfde stopte en geen toets meer aangeraakt heb. Ik dacht dat ik het wel weer leuk zou vinden om op te pakken en kocht vorig jaar een tweedehands digitale piano. Je moet hier namelijk een hobby hebben in de winter. Zonder werk, zonder zon en zonder familie, vrienden en vertier word je hier waarschijnlijk knettergek. Theo heeft het gitaarspelen weer opgepakt en volgt allerlei cursussen. Hij verslindt ook boeken en kan zomaar vier uur in dezelfde houding in een stoel zitten met een boek. Dat kan ik alleen met een héél goed boek. De piano was even leuk maar ook weer net zo frustrerend als vroeger. Er is geen één nummer dat ik zonder haperen uit kan spelen. Mijn vingers zijn stroever. Ik kan niet improviseren. Met bladmuziek ben ik uren bezig om de noten te ontcijferen. Kortom: dit ging niet mijn gedroomde hobby worden. 

Toen las ik op Instagram tips van een fotografe om B&B kamers mooi in beeld te brengen. Het bleek dat alle foto’s voor de website beter konden; het standpunt kon lager, de verlichting in de kamers moest uit, er was een truc om overbelichte ramen te voorkomen. Goeie tips. En ik had nog best een mooie Canon liggen. En een statief. Om te snappen waar dit nou eigenlijk allemaal over ging (lange sluitertijd, middelgroot diafragma) heb ik een online basis cursusje fotografie gevolgd. En ik begon zowaar te begrijpen dat het niet zo super ingewikkeld is. Dat het zelfs niet eens zoveel met cijfers te maken heeft. Al die getallen waren voor mij altijd een reden om me er niet in te gaan verdiepen. Ik volgde nog meer cursussen en ik las de gebruiksaanwijzing van mijn camera eens goed door en ik probeerde wat. Na de nieuwe foto’s voor de kamers (zie hier) ging ik met mijn camera naar buiten en zo kwam ik op een mistige ochtend bij een meertje terecht. 

Het plan was om een zilverreiger in zijn vlucht boven het water in de mist te fotograferen. Best een pittige opdracht aan mezelf want een actiefoto had ik nog niet gedaan. Ik was er eerder geweest maar toen vlogen de reigers steeds net aan de verkeerde kant. Nu positioneerde ik me op een picknickbank, de honden scharrelden er lekker rond, er zaten twee vissers dertig meter verderop die mij, heel aardig, koffie aanboden. Verder was het stil en prachtig. De mist trok soms een beetje op en liet een reepje zonlicht op het water schitteren, dan trok het weer dicht. Ik had mijn camera helemaal ingesteld op de actie en wachtte. Ik ben niet zo goed in wachten. Maar dit wachten was wel spannend. Waar zou de reiger vandaan komen? En zou ik dan op tijd zijn met in- of uitzoomen? En zouden mijn foto’s scherp worden en precies zoals ik hoopte met die vleugels half omhoog? En ondertussen veranderde het licht boven het meertje constant. Zoiets zie je alleen als je er de tijd voor neemt. Ik heb er drie uur gezeten. Drie hele uren. Geen reiger gezien. Misschien kwam het doordat de vissers steeds in hun handen klapten zodra er een vogel in zicht was. Bang dat die vogel hun vis weg zou kapen. Maar het was een mooie les in geduld en in het waarderen van mist. Uiteindelijk had ik nog wel een mooi beeld van drie futen aan de andere kant van het meer. 

En als er geen tijd is om te fotograferen, dan stappen we in de auto. Dat deden we vanmiddag en jawel hoor, nog geen vijf kilometer verderop was het zonovergoten en warm. Dat lag dus het hele weekend voor het grijpen, we moesten er alleen even naar zoeken. 

NB: Op de foto was de achterste fuut net ondergedoken, zie het plonsje. Leuk toch. Straks word ik nog vogelaar. Links zijn twee boomstronkjes of takken die uitsteken, het is er heel ondiep. 

 

Le Triangle Noir

Le Triangle Noir

Had ik al eens verteld dat we hier in “Le Triangle Noir” (de zwarte driehoek) van Frankrijk wonen? Daar hebben we ons huis niet op uitgezocht, maar het is toch vrij bijzonder: er is hier zo weinig lichtvervuiling, dat we de mooiste sterrenhemel van Frankrijk kunnen aanschouwen. Niet alleen is er weinig bebouwing en populatie, er wordt ook actief meegewerkt met het in stand houden van de donkerte: alle straatverlichting gaat later op de avond uit. 

Als Nederlander is dat een vreemde gewaarwording: je ziet werkelijk geen hand voor ogen op een maanloze nacht. Zodra je het licht uit doet heb je het gevoel alsof je blind bent. We hebben allebei een zaklampje naast ons bed liggen anders vinden we de weg naar de wc niet. Tijdens onze huizenruil ervaringen viel het ons extra op hoe hel verlicht de nachten in Nederland zijn. We zaten een paar weken in een nieuwbouw appartement in het centrum van de stad. Een supergave plek. Maar het slaapkamerraam keek uit op een binnenplaats waar wel veertig  felle lantaarns de hele nacht brandden dat je een verduisteringsgordijn nodig had om te kunnen slapen. Met het raam en het gordijn open, ging dat eigenlijk niet. Terwijl iedereen toch een telefoon bij zich heeft met een lampje erin tegenwoordig. De andere adressen zelfde verhaal, er stond altijd een lantaarnpaal naar binnen te schijnen. Blijkbaar heeft niemand er last van. 

Maar wij weten nu: je weet niet wat je mist! Het is zo mooi elke keer als het helder is, dat het lijkt of de sterren op je hoofd vallen, zo fel, en zo veel. Als je uit de auto stapt: Verrassing! Als we uit de keuken naar huis lopen in het donker: Verrassing! Als we even de honden uitlaten ’s avonds laat: Verrassing! We hebben ooit een goede verrekijker gekocht en die komt hier goed van pas. Door die kijker zie je nog zoveel meer, we liggen soms ademloos op een ligbed bij het zwembad in de verte te staren. Want vooral in de zomer zie je hoe de hele Melkweg zich over het dak van ons huis uitstrekt. 

Toen we hier net woonden kregen we te maken met Corona. De Franse president Macron kondigde dat op theatrale wijze aan: we zijn in oorlog, met een onbekende vijand! Het wás natuurlijk ook eng. En op een van die eerste lockdown avonden stonden wij weer naar de sterrenhemel te turen toen we een satelliet over zagen komen. Op zich niks geks, maar op korte afstand ervan nog eentje. En op dezelfde afstand nóg één. Felle lichtpuntjes, en het ging maar door, we telden er wel dertig en we raakten een beetje in paniek. Wat is hier aan de hand? Er is in China een besmettelijk virus uitgebroken en nu worden we van alle kanten bespioneerd? Komen de Chinezen Europa overnemen? Of krijgen we bezoek van een buitenaardse beschaving? We zijn gauw naar binnen gegaan om te googelen. De   “lange sliert satellieten” bleek het Starlink project van Elon Musk te zijn. Oók verontrustend maar vooralsnog voor een goed doel: overal op aarde internet. Wat hij verder allemaal kan aanrichten in een gekke bui met zijn twaalfduizend satellieten willen we waarschijnlijk niet weten. 

Tegenwoordig weet ik de Grote Beer moeiteloos te vinden, en ook de Kleine Beer, de Poolster en Cassiopeia. Dat vind ik al heel wat. We werden laatst uitgenodigd om op een wolkenloze avond met een astronoom op pad te gaan. Dat leek ons leuk want we hebben weleens bedacht om hier een telescoop neer te zetten maar het is er nog niet van gekomen Deze meneer zou er twee meenemen en er natuurlijk uitleg bij geven. We verzamelden op een van de hoogste heuvels hier in de buurt met een 360 graden uitzicht. Het was stervenskoud maar ook aardedonker. We zagen niet alleen een stukje maan met al z’n kraters en puisten, maar ook de ringen rond Saturnus, de manen rond Jupiter, andere sterrenstelsels zoals Andromeda, de vlamnevel in Orion, de Paardenkopnevel, al die namen, de hoeveelheden, de afstanden, en dan nog al het onbekende, het gaat je gewoon duizelen. 

Het effect op mij is dat ik me afvraag waar wij mensenwezens de arrogantie vandaan halen om te denken dat we de enige -min of meer intelligente- levende wezens zijn in dit heelal. Natuurlijk niet!! Kijk eens even om je heen! Natúúrlijk is er nog meer leven dan alleen maar op planeet aarde. En er volgt een toestand van overrelativering zoals: we zijn hier met z’n allen de boel behoorlijk aan het verzieken, straks is er geen brandstof, geen zuurstof en geen schoon water meer, maar op een andere planeet wel. Worden we de volgende keer toch gewoon daar geboren? Terwijl astronauten vanaf dat heelal neerkijkend op de aarde het “overview effect” krijgen en zich juist het omgekeerde realiseren: wat is de aarde enorm kwetsbaar met z’n dunne atmosfeer en wat moeten we er zuinig op zijn. En zo is het natuurlijk, want verhuizen is geen optie. 

Dus ik heb een tip voor alle gasten die nog komen gaan: neem een verrekijker mee (die van ons mag je uiteraard lenen, maar tegelijk kijken is wel zo leuk), of je camera met statief. Er worden vanuit onze tuin de mooiste foto’s gemaakt van sterrensporen en de Melkweg. We hebben hier een sterrenkaart liggen, zodat je precies kunt zien waar alle sterren staan op de datum dat je gaat kijken. En er zijn natuurlijk ook apps te downloaden zoals Skyview of Ster3D maar volgens onze huisastronoom is het licht van een smartphone storend voor je ogen als je die er steeds bij pakt. Maak ook maar vast een lijstje met wensen want je ziet gegarandeerd een paar “étoiles filantes”. Er gaat een wereld, wat zeg ik, een hemel…. een heelal voor je open hier op Pech Blanc!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kerstmis

Kerstmis

We zijn al zeker twee maanden gesloten na een heel lang en vol seizoen, en we hebben voor het eerst sinds we hier wonen wel wat kleine klusjes, maar geen grote projecten. Het gaat meer om een kitrandje hier en een likje verf daar. Dat is ook wel een beetje eigen keuze geweest want ergens in de zomer hadden we nog plannen om het keukentje in ons eigen huis weg te breken en opnieuw op te bouwen, maar dat plan hebben we gaandeweg afgeschoten. We wilden rust en niet weer in de troep zitten als we eindelijk vrij waren. De B&B keuken is eventjes buitenom lopen, maar wel veel praktischer en groter. We blijven er lekker bij in beweging zeg maar. 

 Iedereen vraagt zich altijd af hoe we de dagen doorkomen als we niks te doen hebben maar dat kunnen wij uitstekend. Het begint met uitslapen, want dat hebben we acht maanden niet kunnen doen. Dan zijn er boeken te lezen, films te kijken, bomen te snoeien, cursussen te volgen en wandelingen te maken. De cursus “vegetarisch koken” is eindelijk afgelopen, die sloeg wel een heel groot gat in de dag twee keer in de week, maar Theo volgt nog altijd gitaarlessen en ik ben me na vijftien jaar eindelijk aan het verdiepen in de werking van mijn Canon camera. En dan heb ik nog niet eens achter de piano gezeten, wat ik eigenlijk van plan was. We komen gewoon tijd te kort want nu is het alweer bijna kerstmis en dan zijn we een week druk met andere leuke dingen.

 Sinds we hier wonen komen onze jongens elke kerst deze kant op míts en alléén als onze vriendinnen met hun kinderen óók komen. Met z’n vijven vinden ze het te saai, daar gaan ze dat eind niet voor rijden. De vrienden zijn ons enige lokmiddel. Zolang zij de moeite willen doen om elke keer weer deze kant op te toeren, met hond en kerststollen en potten pindakaas en mayonaise en allerlei andere Hollandse zaken, blijven we daar dankbaar gebruik van maken. Kerst met z’n tweeën in de middle of nowhere is niet wat we willen. Onze vrienden hebben dus een fijne machtspositie en wij gaan tot het gaatje om ze niet op andere gedachten te laten brengen. 

 Het voordeel van het hebben van een B&B is dat we altijd tien man riant kunnen laten overnachten en dat we genoeg ruimte hebben voor gezamenlijk ontbijt en diners. In de keuken kunnen er zomaar zes man tegelijk aan de gang. Daar speelt zich dan ook bijna alles af want het draait voornamelijk om eten. De ossenhaas, de zalm, garnalen en coquilles zijn besteld. Er ligt een ree in de diepvries (zowat hier in de achtertuin geschoten, je kunt het zielig vinden maar verser en lokaler kun je het natuurlijk niet krijgen). Foie gras, chocola, kazen, flessen wijn, Grand Marnier, Madeira, wodka en port worden naar binnen gesleept. De koelkast hangt vol met menu’s en bijbehorende recepten en iedereen doet wel wat. 

 Het is zaak om dat goed voor te bereiden en in te plannen want niet alles is hier in de buurt verkrijgbaar. Vorig jaar waren we zo druk met de laatste boodschappen dat we er tijdens het borrelen achter kwamen dat we straal vergeten waren dat het bestelde vlees voor de twee hoofdgerechten nog opgehaald moest worden. Om vijf minuten voor sluitingstijd renden we bij de slager naar binnen, we waren de laatste klanten voor de kerst. Dus mijn tafel ligt nu vol met lijstjes en in mijn telefoon staan een aantal alarmen ingesteld: De 22e moeten alle kamers klaar zijn, de 23e moeten we zoon drie uit Toulouse halen, de bouillon moet een dag van tevoren al trekken, de cheesecake moet een nacht koelen, de terrine ook, de Beef Wellington kan op de 24e al voorbereid worden, de ree moet al een dag eerder uit de diepvries. De croissants moeten besteld worden voor het ontbijt.

 Verder moet uiteraard de kerstboom staan, de kerstverlichting buiten hangen, de tafels aan elkaar geschoven, een zithoek gecreëerd, want een eetkamer moet wel een beetje een huiskamer worden, de tafellakens gestreken, de kaarsen gekocht, en nog zo wat essentiële kerstzaken. De piek voor in de kerstboom was bijvoorbeeld het project van vandaag. Die is vorig jaar stuk gevallen maar nu blijkt dat Fransen niet aan pieken doen. Wij konden er in elk geval geen eentje vinden. En wij Hollanders vinden een boom zonder piek toch iets onheilspellends hebben. Dit jaar moeten we het doen met een Franse ster in de top. Op hoop van zegen. 

 Doen we ook nog wat anders dan koken en eten? Soms, als het lekker weer is gaan we een eind wandelen. En vorig jaar was het zo zonnig dat we wedstrijden hebben gedaan met jeu de boules, boogschieten, buks schieten, blokken gooien en darten. En fik stoken niet te vergeten want we hebben hier een berg snoeiafval waar je u tegen zegt. Beetje zagen, tractor rijden, en ik heb ook beloofd een pub quiz te maken, maar dat moet ik nog verzinnen. Wel een fijn alternatief voor als het regent. Een puzzel van minimaal duizend stukjes is ook wel een uitdaging voor wie daar zin in heeft. 

 Spotify draait continu op de achtergrond met alle kersthits tot we er helemaal gek van worden en Chris Rea voor de twintigste keer voorbij horen komen. Nu al die kinderen geen kinderen meer zijn vloeit de drank rijkelijk. Er was een diner waarbij er na de zoveelste karaf een explosieve ruzie ontstond met een traditionele rolverdeling tussen de broers: de oudste vloog de jongste aan en de middelste ging bemiddelen. Zoals het hoort eigenlijk. Het kwam gelukkig dezelfde avond nog goed en de lucht was geklaard. Dit jaar zijn alle twintigers vrijgezel dus we zijn weer met de gebruikelijke harde kern, we hoeven geen rekening te houden met nieuwkomers. 

 Kerst is hier dus minstens zo leuk als in Nederland: met dit verschil dat we niet twee dagen maar een hele week samen zijn. Dat gaat goed omdat de rolverdelingen inmiddels bekend zijn en we lekker veel ruimte hebben. Bovendien hebben we elkaar alweer maanden niet gezien en woont er dit keer eentje tijdelijk in Canada, een ander in Barcelona en eentje met een nieuwe baan in Amsterdam. Er is vrede aan deze kant van de aarde, en het sneeuwt bijna. Ik heb er zin in! 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op Expeditie

Op Expeditie

Als je bent opgegroeid in Midden Nederland met hooguit een park om de hoek en een plukje hei verderop is het even wennen om ineens middenin de uitgestrekte natuur te wonen van een reservaat in Frankrijk. Het heet hier Parc Naturel Régional des Causses du Quercy: 176.000 hectare aan bossen op kalksteenplateau’s, doorsneden door de diepe rivierdalen van de Lot en de Célé. Er wonen in dit gebied ongeveer 25.000 mensen. 

Ter vergelijking: de provincie Utrecht is kleiner met 148.000 hectare en heeft 1,4 miljoen inwoners, dat is 56 keer zoveel. Dit hele grondgebied wordt, op een paar kleine stadjes en veel gehuchten na, bewoond door dieren. Wij hadden in het begin geen idee waarom onze honden toch steeds midden in de nacht grommend bij de deur stonden en vaak begonnen te blaffen “om niks”. 

Totdat we een wildcamera in de tuin zetten en het een drukte van jewelste bleek te zijn ’s nachts. Op nog geen tien meter van ons slaapkamerraam stonden de reetjes de bladeren uit de bomen te vreten, kwamen dassen koekeloeren of er nog wat pruimen te halen vielen en waren vossen op zoek naar een lekker kippetje. Wisten wij veel. Inmiddels hebben we ook een horde wilde zwijnen langs de weg zien rennen, maar het is nog niet gelukt ze op camera te vangen. Het ding hangt nu wat verder van huis, in het dal, en ik heb goede hoop dat het één dezer dagen gaat gebeuren. 

Wat we nooit op camera zullen gaan zien, is wat er ondergronds allemaal gebeurt. We weten inmiddels dat het hier vergeven is van de grotten en gangenstelsels. Grotten waarvan het plafond is ingestort en die een grote sinkhole vormen. De Igue van Crégols bijvoorbeeld, een heuvel verderop. Ik vraag me dan altijd af of ons huis niet per ongeluk ook op zo’n grot staat, die vroeg of laat implodeert. Dat je middenin de nacht met bed en al een meter of vijftig naar beneden stort. Zouden ze dat wel gecheckt hebben voordat ze begonnen met bouwen? Wie zal het zeggen? Grotten waar rivieren doorheen stromen, zoals de grote “tourist trap” Gouffre de Padirac. Je moet het een keer gezien hebben. Of rivieren die eerst bovengronds stromen en dan de diepte induiken, God weet waar naartoe. 

Al die verschijnselen hebben een naam hier. Een igue, een gouffre, een cave, grotte, résurgence. En er bestaan dus mensen die ervan houden om dat allemaal te onderzoeken. Spéléologen. Die kunnen met bijvoorbeeld een kleurstof nagaan hoe het water stroomt. Een engere liefhebberij kan ik me niet voorstellen: met een zuurstoftank op je rug een koude donkere grot ingaan en dan ook nog afdalen in het water in die grot, dieper dan diep, smaller dan smal. Levensgevaarlijk is het want er wordt regelmatig een grotduiker uit zo’n gangenstelsel gehaald die het op de één of andere manier niet overleefd heeft. Dan ga ik toch liever postzegels verzamelen.

Wij snappen helemaal niks van al die waterlopen boven en onder de grond. Er is hier een bronnetje in de buurt, La Source de Font Nègre, waar vroeger water gehaald werd. Ze hebben er een trappetje in uitgehakt. Super helder water komt daar uit de grond omhoog borrelen. Die source staat halverwege de zomer droog. Logisch. Andere bronnetjes, waar het water uit de berg komt sijpelen, zijn juist nog heel lang vol water. De Trou Madame bijvoorbeeld, daar komt het water uit de rotsen en dat stroomt eigenlijk het hele jaar door kalmpjes naar de Lot. Behalve die ene keer dat het wekenlang geregend had en we een woest kolkende waterval aantroffen. Niks lieflijks meer aan, het was ontzagwekkend. 

Een eind verder is een wandeling die voert langs de Perte du Cros. Le Cros is het beekje dat door het dal stroomt, en als je die volgt houdt het ineens op. Je ziet het water stromen maar het gaat op een bepaald punt niet verder. Bizar om te zien: vlak voor je voeten verdwijnt het dus ondergronds. Kilometers verderop laat -ie zich ineens weer zien, en die plek heet een résurgence. Een mooie résurgence is de Gouffre de Lantouy, daar komt ijskoud water bovengronds in een helderblauw meertje. Subtropische taferelen. De krater middenin het meertje schijnt veertig meter diep te zijn. 

Maar de meest fascinerende vinden wij de Gouffre de L’Oule. Die ligt in een dal waar we nu al zeker vijf keer doorheen gewandeld hebben en elke keer gaan we even kijken of er water uit de gouffre komt. Je kijkt in een groot gat in de grond, en achterin op de bodem zie je een holte. Daar moet dus ook regelmatig een ondergrondse rivier tevoorschijn komen. Het is er altijd wel nattig, maar we hebben er nooit water in zien staan. Volgens vrienden van ons moeten we er gaan kijken als het een tijd geregend heeft, en als er rechts van de weg naar de grote supermarkt, in een bepaald dal, grote plassen water staan. ”Gegarandeerd dat er dan ook water uit de Gouffre de l’Oule komt. Onze buurman heeft het er een keer met volle kracht uit zien spuiten.” Dus toen wij vorige week onze grote boodschappen gingen halen en rechts een grote watervlakte zagen, wisten wij het: “We moeten op expeditie”. 

Gewapend met rugzakken, camera, lunch, wandelstokken en honden togen wij de dag daarna dat pad weer af, een lastige route vol losliggende keien, een heel eind naar beneden. Vol verwachting. Hoorden we al water? Zou het alleen in het gat staan of ook stromen, of er zelfs uit spuiten?! Zouden we er wel in de buurt kunnen komen als er water uit komt? En waar stroomt het eigenlijk naartoe? 

Leken zijn we! Want we hadden wéér niet het goede moment te pakken. Geen druppel water gezien. Het gat in de grond was droger dan droog. Terwijl wij -met de zandzakken paraat- wekenlang de vele stortbuien voorbij hebben zien trekken. Waar is al dat water dan gebleven?! Overal staat water, behalve in deze Oule. De hele expeditie was weer voor niks. Gelogen hebben ze, die zogenaamde vrienden. Zwaar teleurgesteld vervolgden we onze wandeling. Wanneer dán? Zijn we te vroeg? Of juist te laat? 

We zijn waarschijnlijk de enige gekken in de wijde omtrek die hier een dagtaak van maken. Maar als je dit soort raadsels der natuur niet meer fascinerend vindt dan kunnen we net zo goed terug naar de Hollandse klei. We zullen doorgaan. We zullen niet rusten voordat we A: een wildzwijn in vol ornaat hebben vastgelegd met de nachtcamera en B: het water uit de Gouffre de l’Oule hebben zien spuiten. We kunnen trouwens ook die camera bij de l’Oule ophangen, bedenk ik me nu. Misschien vangen we dan wel twee vliegen in één klap en hoeven we niet weer vruchteloos op expeditie. 

 

 

 

Nieuwe Buren

Nieuwe Buren

We zouden nieuwe buren krijgen. Het huis naast ons, een meter of vijftig verderop, dat tot nu toe sporadisch verhuurd werd, zou dan permanent bewoond worden. Dat is voor ons even wennen, het zou betekenen dat we vanaf onze voordeur hun voordeur kunnen zien en elkaar dus elke morgen ‘bonjour’ zullen wensen. Terwijl we nu nog weleens in een onderbroek de tuin in lopen omdat toch niemand ons ziet. Maar we kunnen het slechter treffen, want het zijn Fransen van onze leeftijd en ontzettend sympathiek. 

 

Vanmorgen zijn onze potentiële nieuwe buren weer aangekomen om een week te verblijven en inderdaad was er meteen een praatje bij het hek, in het Frans dus. We gingen een stukje lopen met de honden en hij liep mee. Hij vertelde ineens dat hij twijfels had. Dat hij de vorige keer razend enthousiast was maar dat daarna de twijfel is toegeslagen. Dat ze vrijdag gaan tekenen, maar dat hij nog geen beeld heeft van hoe dat allemaal moet. Hij woont en werkt hier namelijk zes uur vandaan. Zij kan makkelijk telewerken, maar hij moet echt zijn leven gaan verdelen. 

 

En het is hier wel erg stil hè. Zei hij, toen we door het dal liepen. Je moet hier wel helemaal zen worden zeker? En wat doen jullie eigelijk zoal in de winter? Nou, ik kon hem vertellen dat we ook deze winter weer moeiteloos zijn doorgekomen. We hadden weer de gebruikelijke lijst met klusjes. Dat varieert van ingestorte stenen muurtjes weer opbouwen tot kasten in elkaar zetten voor mijn ‘wasserette’. Van een kruidentuin aanleggen tot het stucwerk in de kamers repareren. We hebben onze eigen badkamer verbouwd. We hebben in december een week pret gehad met vrienden en familie. We konden tot ver in december in een t-shirt buiten lopen dus we hebben ook weer allemaal mooie routes ontdekt. We hebben ons plan om al die wandelingen te delen met anderen omgezet in actie en inmiddels stromen de boekingen binnen voor onze zelfbedachte wandelvakantie. We klussen tussendoor in de tuin. En we doen medische check-ups waar we in de zomer geen tijd voor hebben. 

 

Ziek worden is hier op het platteland eigenlijk gewoon geen optie. Je hebt er sowieso een dagtaak aan want voor alle specialisten moet je zomaar een uur in de auto, en als alles klaar is word je gevraagd om diezelfde week nog de resultaten op te halen. Pardon? ‘Ja, die worden niet zomaar opgestuurd en we bewaren ze ook niet, u kunt ze vanaf morgen komen ophalen.’ Op zich vind ik er best iets voor te zeggen dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen medische dossier maar: weer heen en weer dus. En dat kun je dan natuurlijk combineren met andere bezoekjes aan een stad, maar als je echt ziek bent doe je dat niet en op een maandag is dat kansloos, kwamen we achter, want alles is dan gesloten. Wij gaan dus vanaf nu nooit meer medische afspraken plannen op maandagen. Verder hebben we toch de hele week vrij. En dan vraag ik me dus af hoe de doorsnee Fransman zoiets regelt. Eentje met een fulltime baan en kinderen en hobby’s en dieren. Moet die ook voor elk wissewasje zijn eigen dossier ophalen? En nog zoiets wat ik niet begrijp, met die resultaten van een onderzoek moet ik zelf weer naar de huisarts en die gaat me dan vertellen of er iets met me aan de hand is. Terwijl; als er niks ernstigs is dan heb ik dus a: twee keer voor Jan Doedel een middag in de auto gezeten en b: weer een hap uit het spreekuur van de huisarts genomen; tijd die ze beter had kunnen besteden aan iemand die het echt nodig had. Nou ja, waarschijnlijk ben ik te Hollands voor dit soort onpraktische zaken. Maar zolang we niet bijna dood neervallen doen we medische controles dus niet in het hoogseizoen. 

 

Zo komen we dus de winter wel door. Op de valreep mocht ik nog twee websites in elkaar knutselen, dus ik had het ineens bijna druk. Wat wel een verschil maakt met voorgaande winters is dat er voor het eerst weer allerlei leuks te doen was in de rest van de wereld. Voorheen waren we door corona niet de enigen die onszelf moesten vermaken. Nu las ik ineens over de nieuwste films, die ik voorlopig niet kan zien en theatervoorstellingen waar ik niet heen zal gaan. Avonden in hippe restaurants die iedereen weer deelt op sociale media, en die wij niet gaan evenaren want bijna alle restaurants zijn niet hip én nog tot april gesloten. Voor een bioscoop moeten we denk ik naar Cahors of Montauban, en dan krijgen we waarschijnlijk de Franse versie. Dus ik maak wel een lijstje voor later, voor een vertoning in de originele taal in onze eigen woonkamer. 

 

Maar goed, al dat soort overwegingen neem je toch mee als je hier een huis wilt kopen. Wij wisten dat het hier qua cultuur en vertier saai is, en soms is dat jammer, maar meestal vinden we het juist heerlijk die stilte, dat we niets hoeven, en dat we lekker kunnen uitrusten van een drukke zomer. 

Dus wij zijn heel benieuwd of onze nieuwe buren inderdaad vrijdag een handtekening gaan zetten. Je zou denken dat de stap voor ons toch wat groter is geweest dan voor iemand uit Orléans. Maar wij hoeven niet meer op en neer te rijden voor verplichtingen elders en daar zou ik ook echt niet aan moeten denken. Het is een risico, een huis kopen op Pech Blanc. Grote kans namelijk dat je nooit meer weg wil. 

Het Perfecte Bed

Het Perfecte Bed

Het Perfecte Bed

Dit is een heel spannend jaar voor ons, maar vooralsnog leven we in een soort vacuüm, een stilte voor de storm. Zolang het huis nog niet verkocht is kunnen we niks; niet de B&B kopen in Frankrijk die we zo graag overnemen, niks zoeken voor de tussentijd in Nederland, niks regelen. Het is wachten en plannetjes maken. Ook leuk hoor, maar mijn handen jeuken om concrete stappen te zetten.

We moeten daar bijvoorbeeld vijf B&B kamers opnieuw inrichten, waarbij de bedden natuurlijk het belangrijkst zijn. En de grootste uitgave. Dus het moet meteen goed zijn, want vijf bedden vervangen na slechte recensies is natuurlijk een ‘“cauchemar” (= nachtmerrie, ik leer Frans) van jewelste als verse ondernemer over de grens. Gelukkig heb ik inmiddels in tien jaar tijd zo’n vierduizend gasten over de vloer gehad hier, en nooit klachten gehad. Iemand schreef zelfs in een recensie: “Het bed was zo lekker dat mijn vrouw het mee naar huis wilde nemen.” Het is een boxspring met een pocketvering matras en daarop nog een topdek matras. De onderste matras is behoorlijk stevig, en die “topper” zorgt dan voor wat zachtheid.

Toch was er eens een gast die er niet over te spreken was. Hij had het bloedheet in bed en hij was er van overtuigd dat dat door dat topdek matras kwam. “Dat ventileert niet, dat ding moet er af”. Ik heb dat gedaan en toen sliep hij als een roos.

Dat het stevige matrassen moeten zijn, dat is me wel duidelijk. Als je jong bent kom je nog wel weg met een zacht matrasje, maar ik heb aan den lijve ondervonden hoe het fout gaat als je daar te lang op blijft slapen. Ons riante, peperdure bed -van twee bij twee- vonden we aan het begin van ons huwelijk heerlijk, met z’n “softe” matrassen. Maar later ontdekten we dat dit helemaal niet goed meer voor ons was. Nekpijn, koppijn middenin de nacht, rugpijn, allemaal ellende, die als sneeuw voor de zon verdween toen we drie weken op een keihard bedje op een Franse camping doorbrachten.

Gelijk daarna hebben we twee perfecte matrassen aangeschaft met het label “firm”. We zijn bijna 50 plus en daar moeten we maar mee dealen. “Firm” viel trouwens een beetje tegen de eerste nachten, dat voelde echt knetterhard, maar nu is het zalig. En zo’n topdek matras hadden we vroeger ook, maar is nu nergens meer voor nodig.

Aangezien onze gasten in Frankrijk straks waarschijnlijk ook van middelbare leeftijd zijn, weten we wat ons te doen staat. Maar ja, nog even wachten.