Bambi

Bambi

We hebben afgelopen voorjaar een wildcamera aangeschaft. We wilden wel eens weten wat er allemaal om ons huis scharrelt in het donker. Aangezien de honden ons meerdere malen per nacht grommend wakker maken en we echt nooit iets zien, moet het wel om beesten gaan die zij horen of ruiken. We zien bovendien vaak platgelopen sporen in het gras en als een bepaalde boom besjes draagt ligt de binnenplaats vol met dassen-drollen. Die herken je meteen omdat die besjes schijnbaar nauwelijks verteerd worden en integraal worden uitgepoept. 

We hadden de aanschaf van de wildcamera niet beter kunnen timen want afgelopen zomer was de droogste in honderd jaar en na een paar nachten hadden we door waar we het meeste succes hadden: bij de vijver. Er kwamen dassen drinken, hertjes en vossen. Elke nacht weer totdat de vijver nog maar een miezerig poeltje was. Toen hebben we een grote ton gekocht en gevuld in de lege vijver gezet, want het werd serieus verdrietig, het gebrek aan water in de hele wijde omtrek. Zowel wij als de gasten vonden het machtig om te zien wat zich allemaal afspeelde in het donker zo vlakbij ons huis. Bij het ontbijt speelden we de film van die nacht af en iedereen was verrukt. Eén stel had een live voorstelling gehad buiten het zicht van onze wildcamera. Ze hadden gebonk gehoord onder hun raam en toen ze gingen kijken zagen ze dat een das bezig was op de gastank te klimmen om de vijgen uit de boom erboven te kunnen eten. Meteen de volgende avond de camera erop gezet, natuurlijk, maar we hebben hem niet kunnen betrappen. Dassen zijn enorm schuw, je ziet ze bijna nooit. Hertjes wel: tijdens een wandeling schieten ze ineens door de struiken, ze staan ze in het schemerdonker op velden te grazen, en als we ’s nachts na een etentje naar huis rijden lopen ze geregeld op de weg of ze staan verschrikt in de koplampen te kijken naast onze parkeerplaats. Hert is trouwens een foute benaming. Het zijn reeën. Maar het woord “reetje” heeft in het Nederlands meerdere betekenissen dus ik zeg altijd hertje. In het Frans is er een heel scala aan benamingen voor dit dier: un chevreuil, une biche, un faon, ze maken hier duidelijk meer onderscheid tussen het geslacht en de leeftijd. Voor mij heten ze allemaal ‘hertje’. Of Bambi, als ze nog klein zijn. Onze ontmoetingen met hertjes zijn niet allemaal leuk. Er zijn een paar gruwelijke verhalen te vertellen. Voor de weekhartigen onder ons: blader maar door, want ik ga nu vertellen over dode Bambi’s. 

Het eerste voorjaar was ik op een late middag rusteloos, de zon stond al laag maar het was nog warm, ons uitzicht was prachtig: een gouden veld met ronde hooibalen her en der verspreid, daar moest ik even doorheen wandelen. Theo had onbegrijpelijkerwijs ‘geen zin’ dus ik ging alleen met de honden. Ze hadden toen nog geregeld een schokbandje om, omdat ze soms teveel hun neus achterna gingen en urenlang uit het zicht bleven. Een klein schokje werkte prima om ze bij de les te houden. Meestal was alleen een piepje voldoende. Die banden zijn tegenwoordig verboden in Nederland en dat snap ik, je kunt er volgens mij een koe mee elektrocuteren en dat is toch bizar, dat dat zomaar te koop is.

In elk geval, ik liep door de weide, bijna huppelend van geluk dat ik hier mocht wonen, toen ik zag dat Dibbes raar stond te doen in een bosje hoog gras. Het volgende moment sprong er een Bambi uit het gras tevoorschijn en rende vlak langs mij heen, blatend van angst, met Dibbes er achteraan, en Diesel ook. 

Mijn eerste reactie was keihard schreeuwen. Toen dat niets uithaalde greep ik naar de controller van de schokband en heb er als een bezetene op staan drukken, meerdere keren, op alle standen die ik op dat priegelige ding kon vinden. Niets hielp. Het kon niet anders of die batterijen waren leeg. Ze reageerden nergens op. Bambi was inmiddels een heel rondje over het veld gerend en ik zag dat hij het niet ging redden, hij was zo klein dat de honden hem makkelijk konden bijhouden. Ze verdwenen met zijn drieën in de bosjes bij een afgrond en ik denk dat Bambi daar gevallen is want ik hoorde alleen nog maar gekerm, en toen werd het stil. Gruwelijk was het. Mijn honden waren moordenaars. Ik was dagenlang schor van het geschreeuw en ik heb ze gehaat. Ik heb nooit bloed bij ze gezien maar dat zij de oorzaak waren van Bambi’s dood was overduidelijk. De batterijen van de schokband waren tot mijn stomme verbazing helemaal niet leeg, maar met een prooi in zicht neemt blijkbaar het instinct alles over en kan niks ze meer tegenhouden. Maar waarom? Ze krijgen gewoon brokjes en zijn  totaal gedegenereerd. Ze slapen op tempur matrassen bij de centrale verwarming en krijgen regelmatig iets lekkers toegeworpen. Wat voor nut heeft het dan om een hert te verschalken? Ik zal het nooit weten, maar de laconieke reactie van de Fransen is wat dat betreft alles zeggend: “C’est la nature”.

Nou goed, dit was mijn eerste kennismaking met de dood in de Franse natuur. Helaas bleef het niet bij die ene ervaring. Er kwam eens een gast nog voor het ontbijt vertellen dat er een ‘biche’ bij de vijver lag, dood, geen idee hoe en waarom daar. Er is er eentje in het zwembad verdronken ’s nachts. Er lag er eentje aangereden op de weg, maar die kwam toch weer overeind. We hebben er meerdere zelf bijna aangereden. Een andere lag met een dwarslaesie in de berm die we niet zomaar konden laten liggen. We hebben de boer gebeld die in de buurt woont, die is gaan kijken en heeft hem uit zijn lijden verlost. Diezelfde avond kwam de boer aankloppen met een krat vol keurig in stukken verdeeld, geseald en geëtiketteerd vlees. Alsof het zo bij de keurslager vandaan kwam. Ons hertje met de dwarslaesie. Wij vonden dat we helemaal geen recht hadden op dat vlees, hij had toch het nare werk gedaan, maar hij stond erop, want wij hadden hem gevonden. We hebben later een BBQ gehouden met de boer en andere buren, het hertje verwerkt tot ragout en reebout een toen werd het toch nog gezellig. 

Tot zover de dode Bambi’s. Gelukkig zijn de levende Bambi’s met meer en genieten we vaak van ze; gisterochtend trok ik het gordijn open en stond er eentje op zijn gemak te grazen onder het raam. We hebben een keer ’s avonds laat een plons gehoord en toen we gingen kijken bij het zwembad zwom er een hertje in rond die er natuurlijk nooit meer zelf uit kon komen. Toen Theo op de zwembadrand ging zitten besefte hij dat dit zijn enige redding was en hij zwom zo naar Theo toe, die hem vervolgens aan zijn hoorns op de kant kon trekken. Dat was het enige moment dat we een hert konden aaien. Hij lag even bij te komen van de schrik en ging er toen met grote sierlijke sprongen vandoor. Lang leve Bambi. 

 

Zomervakantie

Zomervakantie

Ik herinner me zo goed hoe de een-na-laatste dag van de zomervakantie vroeger voelde. Als een grote melancholische brok verdriet en weerzin: het was alweer bijna voorbij, ik moest weer naar school, we moesten weer een jaar wachten tot de volgende fantastische drie weken in Spanje. 

Wij karden altijd met een auto vol, zo snel mogelijk door het prachtige Frankrijk naar een appartement of een huis aan de kust in Spanje. Spanje dat toen nog veel leger en ongerepter was dan nu. In een auto zonder airco, beklemmende veiligheidsgordels, of getint glas. We zaten vol in de zon, reden dwars door alle grote steden bij gebrek aan rondwegen en stonden te fikken in de files voor elke péage en peaje. Eén keer duurde de reis zelfs drie dagen lang toen mijn ouders een huis hadden gehuurd in de buurt van Almería. Verder kon je niet komen op het Europese vasteland. Maar onze moeder had altijd een tas vol lekkers voorin tussen haar voeten staan, we klemden handdoeken tussen de ramen als zonwering en we hadden het beste cassettebandje aller tijden op staan: met Love Hangover en Ain’t no Mountain High Enough van Diana Ross. 

En dan het vooruitzicht: drie weken lol en gezelligheid op het strand, watermeloenen, Danone yoghurtjes in keramieken potjes, barbecues aan een riviertje in het binnenland, zwerfhonden en katjes overal en tochtjes met een speedbootje naar afgelegen stranden. Waar mijn moeder dan ook weer een tas vol eten tevoorschijn toverde. Hemels waren ze, die weken. We gingen nooit op wintersport en tussendoor hooguit een lang weekend naar Sporthuis Centrum (Center Parcs), maar daarmee was het wel klaar met de vakantievierderij. Hoe heerlijk is het nu dus dat die hemelse weken niet slechts drie weken duren maar maanden en maanden doorgaan. Die sfeer van zon en lange lome dagen, die begon al heel vroeg dit jaar. De eerste leuke gasten kregen we al in april. Sindsdien hadden we een schier onafgebroken stroom bezoekende familieleden, kennissen en leuke Franse of Spaanse gasten. Vrienden die we in Nederland alleen in de avond zagen, maakten we nu mee aan de ontbijttafel en door de dagen heen. We leerden de vrienden van onze kinderen kennen en de vrienden van vrienden. We hebben lokale biertjes geïntroduceerd bij gasten en nieuwe wijnen geproefd. Onder een verzengende zon dronken wij liters rosé bij borrelplanken, BBQ’s en drie-gangen diners. We haalden oude herinneringen op met vrienden die we jaren niet gezien hadden. We reserveerden restaurants, kanotochten, wijnproeverijen, huurfietsen en bezoeken aan kastelen en grotten. 

 We lagen midden in de nacht bij het zwembad vallende sterren te zoeken, omdat dat de enige plek was waar het niet zo heet was. We zagen vriendschappen ontstaan, telefoonnummers uitgewisseld worden onder hen die met ons aan tafel zaten, tussen de ouders van kinderen, en zelfs tussen Nederlandse en Franse stellen. We gingen rond met stukken watermeloen bij het zwembad omdat de hitte bijna niet te harden was. We hebben een reetje uit het water gered, die we er in hoorden vallen. Een ander reetje was minder fortuinlijk en die vonden we pas in de ochtend. We hebben een nachtcamera opgehangen en elke ochtend de “oogst” bekeken. Die was verrassend groot, want door de droogte kwamen alle dieren uit de omtrek uit ons vijvertje drinken. Behalve reetjes kwamen er ook dassen en vossen in beeld. 

We zagen het sappige gras veranderen in een gortdroog krokant tapijtje. Bomen vielen uit en vijgen verschrompelden. Groene bomen verkleurden naar rood en geel. Zwaluwen hapten in het zwembad naar water. We hebben in de stralende zon een markt bezocht en afgesloten met een lunch onder een parasol in de stromende regen. Dat moet vroeg in het voorjaar zijn geweest want daarna is er geen druppel meer gevallen. We hebben met het dak open gereden en onze benen verbrand aan de leren stoelen als we na tien minuten terugkwamen uit de supermarkt. We hebben een pelgrim opgehaald die ’s morgens netjes zijn route naar Santiago de Compostela was begonnen maar die na de lunch weer naar het noorden was gelopen en uitkwam op de plek waar hij die ochtend gestart was… teveel wijn of geen ervaring met digitale kaarten? Waarschijnlijk beide. Een andere pelgrim was zijn wandelstokken vergeten die hier nu in de schuur staan. We vonden achtergelaten opladers, knuffels, t-shirts en zwembroeken. 

Er checkten drie mensen uit die corona bleken te hebben. Een Nederlander moest bij thuiskomst een open hartoperatie ondergaan terwijl hij hier nog een pittige wandeling had gemaakt. Eentje voelde zich niet helemaal okee bij vertrek en bleek in Nederland ook direct afgevoerd te zijn voor een blindedarmoperatie. Ik zweer dat wij er allemaal niets mee te maken hadden. 

We stonden in de rij op de markt bij de kaasboer, de olijvenkar en de worstverkoper. Daar waar de rij staat verkoopt men de beste producten, namelijk. We namen kratten borden en bestek mee om met een grote groep een tafel te confisqueren op dorpsfeesten. We gingen uit eten op onze vrije avonden maar we waren zelden met z’n tweeën. We reden naar rookpluimen in de verte om te checken of het echt een bosbrand was. De app die we daarna installeerden kwam met zo veel zorgelijke pushberichten dat we hem maar weer verwijderd hebben. We vonden het al stressvol genoeg dat we bijna dagelijks een blusvliegtuig zagen overvliegen. 

We zouden bijna vergeten dat we tussendoor ook gewerkt hebben. We zijn inmiddels echter zo geroutineerd dat we altijd voor de lunch al klaar zijn, of we nou twee of vijf kamers gereed moeten maken. Een diner maken voor tien mensen bezorgt ons geen verhoogde hartslag meer. Zelfs een 21-diner in elkaar draaien voor een tafel vol verwende Hotelschool-gastjes vinden we alleen maar geinig. 

En zo hebben we van vakantievieren ons werk gemaakt en we hoeven nooit meer naar huis. We zwaaien iedereen uit tot ze uit het zicht verdwenen zijn en we hebben altijd een beetje medelijden: zij moeten alweer terug. Wij blijven lekker! 

Een lang zomerseizoen maakt dat je gaat verlangen naar de winter. Op dat punt zijn we inmiddels aangekomen. Nu de zoveelste hittegolf geweken is maar de temperatuur nog steeds rond de dertig graden schommelt kijken we uit naar frisse kou, wandelingen, open haard, rode wijn en rust. Het leven kan geen eindeloze rollercoaster zijn, zoals ik soms bespeur bij onze kinderen: die gaan van vakantie naar werk, naar studie, van festival A en weekend zus-en-zo naar festival B. Je moet af en toe rustig aan doen, al is het alleen maar om de tijd te hebben om terug te denken aan al die fantastische momenten in die lange mooie zomer. En dat melancholieke, dat is er nog wel een beetje zo aan het einde van het seizoen. Maar het was genoeg. En de volgende zomer begint al over een half jaar!