De Regenponcho

De Regenponcho

Toen ik in 2016 op vakantie ging naar Schotland was de regenjas natuurlijk het eerste wat ik inpakte. Ik had er één gekocht toen we de hond kregen. Je hebt het dan niet meer voor het zeggen wanneer je naar buiten gaat. Ook als het zeikt van de regen moet het dier plassen en de regenjas werd met zorg uitgekozen. Een goed merk, met goeie reviews, -ik had totaal geen ervaring met lopen in de regen-, een goeie capuchon en van “ademend’ materiaal, whatever that may be. Schotland was een meerdaagse wandelvakantie van de ene naar de andere Bed & Breakfast en het zou een wonder zijn als het al die dagen droog zou blijven. Maar ik was in mijn nopjes met mijn regenjas. Hij was halflang, licht, met een capuchon met een grote klep erop en je kon hem tot een minimaal pakketje klein vouwen. 

De ene vriendin had een soort donzen tussenjas bij zich die hoogstwaarschijnlijk niet bestand was tegen Schotse regenvlagen en de andere had een serieuze trekking poncho bij zich. Toen ze die bij het vallen van de eerste spetters ging aantrekken dacht ik dat ze een grap maakte, want het was een enorm zwart gewaad, en met de zwarte cowboyhoed die ze al droeg en het zwarte netje daaroverheen tegen de midges leek ze wel een heks uit een middeleeuws sprookje. Daarbij droeg ze hem óver haar rugzak, dus ze was ook nog eens een gigantisch gebóchelde heks uit een middeleeuws sprookje. Alleen de bezem ontbrak nog. Er was niks meer over van de knappe chick die ze is. Het kon haar natuurlijk geen hol schelen want ze was het allerbest beschermd in de regen die we kregen. Urenlang, uit alle windstreken. De donsjas was inderdaad in no-time doorweekt en mijn regenjas was te kort waardoor ik mijn knieën niet meer kon buigen in een natte spijkerbroek. Dit was een jas voor een blokje om met de hond, niet eentje voor een trektocht in een desolaat landschap. 

Ik was na Schotland echter genezen van meerdaagse trektochten en al helemaal van Schotse Hooglanden, dus de regenjas ging gewoon weer in de kast. Ik wilde alleen nog maar naar zonnige bestemmingen, want serieus: wat is er leuk aan een dag lang lopen in de regen? Voor wandelingen met de hond was de regenjas overigens ook al snel te koud. Een dikke trui of jas eronder ging niet, dus eigenlijk was het ding alleen nuttig bij twintig graden, lichte regen en een kort verblijf in die regen. En nu ik het zo opschrijf begrijp ik precies waarom ik gisteren tot de aanschaf ben over gegaan van zo’n lelijke trekking poncho. 

Na een lange, hete, droge zomer is het hier eindelijk ook gaan regenen. We waren er in den beginne dolblij mee want de vijver met de vissen had nog maar een klein laagje water en alle andere vijvertjes waren opgedroogd. Het gras was verdwenen en de regentonnen al lange tijd leeg. Na wat aarzelende lullige buitjes is nu het ergste leed geleden, de ene donkere wolk na de andere trekt over en de zandzakken liggen weer stand-by voor als het echt uit de hand dreigt te lopen. Maar wat we vergeten waren, na drie jaar wonen in Frankrijk, is dat je het na een tijdje zat bent om de hele dag maar binnen te zitten. Bovendien zijn de honden dolblij dat het eindelijk weer fris is en die willen lopen! Tot onze verbazing, want ze waren maanden lang niet te porren voor een uitje, maar dat kwam dus door de warmte. 

Dus eergisteren hebben wij ons zo goed en zo kwaad als het ging gewapend tegen nattigheid, ik met die oude regenjas, en we zijn weer eens een wandeling gaan maken. Heerlijk, die herfstlucht in de bossen, het was nog niet koud maar het begon wel steeds harder te gieten. Totdat ook de regenjas van het goede merk met de beste reviews het begaf en door alle naden begon te lekken. En het droop wederom vanaf mijn knieën zo mijn schoenen in. 

Hier moesten maatregelen getroffen worden. De vooruitzichten zijn nog zeker twee weken hetzelfde wisselvallige onvoorspelbare natte weer. Kunnen wij eindelijk een beetje genieten van onze vrije tijd, dan moeten we een nieuwe regen-wandel-outfit. Trouwens, we verkopen wandelvakanties, dus we zijn beroepsmatig verplicht een perfecte set aan te schaffen. En omdat zo’n regenjas dus niet toereikend is, gaan we nu voor de trekking poncho. Zo’n enorme heksentent dus. Waar je een rugzak onder kunt verstoppen. Ik heb er twee besteld, van een goed merk met de beste reviews. Geen zwarte natuurlijk, maar eentje in een bescheiden olijfgroen, daar gaan we waarschijnlijk steeds om vechten, want de ander, van dezelfde one-size-fits-all, is knal oranje. We gaan niet met dezelfde poncho lopen. We zíjn wel een ANWB stel maar dat hoeft niemand te weten. Knal oranje heb ik met opzet gekozen omdat we wel zichtbaar moeten zijn als hier gejaagd wordt. Je wilt toch niet overhoop geschoten worden omdat een jager je in je schutkleuren voor een hert aan ziet. Dus ik dacht, we lopen toch altijd samen, dan is er in elk geval eentje heel erg aan het opvallen als wandelaar. Dan zal die jager toch wel begrijpen dat die andere bewegende vlek ook een wandelaar is, ja toch? En als die met de olijfgroene trekking poncho dan toch getroffen wordt, dan heeft diegene in elk geval wel de mooiste poncho aan op de sterfdag. 

Anyway, we gaan het meemaken, want ze zijn besteld maar nog niet gearriveerd en ze worden helemaal uit Helsinki verscheept. Dus misschien is de regen allang weggetrokken tegen de tijd dat ze aankomen en kunnen we weer onze ouwe trouwe winterjassen aan. Die zijn ook van een goed merk met goeie reviews en daar mankeert voorlopig niks aan. 

 

 

 

 

Wandelaars

Wandelaars

Aangezien we hier dagelijks twee honden moeten uitlaten en de natuur zich tot ver voorbij de horizon uitstrekt zijn we in de loop der tijd steeds verder gaan wandelen. En toen we overal markeringen zagen op bomen en palen zijn we gaan zoeken wat voor routes daar bij hoorden. Dat bleken er heel veel te zijn. Fransen zijn gek op wandeltochten. Een gemiddelde wandeling is tussen de acht en dertig kilometer lang, je kunt je dus de hele dag uitleven zonder te verdwalen. Dus toen we een manier zochten om meer bezoekers naar onze B&B te krijgen kwamen we uit op wandelvakanties. In de zomer loopt het hier wel vol met vakantiegangers, maar juist in de lente en in het najaar is het heerlijk om deze mooie omgeving te verkennen. We hadden inmiddels zelf al zo veel routes gelopen dat we de mooiste konden voorleggen aan onze gasten. 

We zochten de samenwerking op met SNP Natuurreizen omdat we dachten dat we daar met onze kleinschalige B&B midden in de natuur wel tussen pasten. Dat vonden zij bij SNP gelukkig ook en zodra de wandelroutes geregistreerd waren in hun app en alle informatie en foto’s online stonden kwamen de eerste boekingen binnen. Dat begon al in februari, precies wat we hoopten! Na de eerste goede review stroomden de aanvragen in groten getale binnen. We wilden wandelaars en ze kwámen! Dat hele pokke-eind hierheen rijden! Wat een opsteker! We hebben dit seizoen bijna honderd wandelaars te gast gehad die allemaal een dag of vijf bleven. 

We kunnen concluderen dat wandelgasten over het algemeen mensen zijn die zich goed kunnen vermaken; het zijn vrijwel altijd mensen die ook van lezen houden. Er lagen dikke boeken op de nachtkastjes en een enkele reader. Bij het wisselen van de handdoeken checkte ik altijd de titels voor de broodnodige inspiratie. We hebben halverwege het seizoen nog de verlichting in sommige kamers aangepast omdat we opmerkingen kregen dat er geen goed leeslicht was. Spelletjes waren ook populair. We hebben een stapel ouderwetse spellen liggen van toen de kinderen nog klein waren, maar er blijkt een heel arsenaal aan nieuwe bordspelen op de markt te zijn, die er verdomd ingewikkeld uitzien. Ik heb een man die spelletjes háát, dus daar zit ik mooi mee, zo in the middle of nowhere, maar nu mocht ik af en toe aanschuiven voor een potje Rummikub of Scrabble. Misschien dat ik volgend seizoen de moed heb om zo’n nieuw spel te leren. 

Qua wandelfanatisme was er echter geen pijl op te trekken. We kregen mensen van ver in de zeventig die we een kamer op de begane grond toewezen want die zou na al die kilometers wel moeite hebben met de trap. Nou, die vlogen als een dolle al die heuvels over en gingen daarna nog wat baantjes trekken. Ze vonden de wandelingen ook wel geschikt voor trailrunning. Dat is de onbegrijpelijke hobby waarbij je niet alleen kilometers maakt maar ook nog rennend. Over onverharde paden. Een activiteit waar ik in de eerste twintig meter al een enkel zou breken, maar er zijn mensen die dat leuk vinden en kúnnen. We vonden het ontzagwekkend. En we dachten meteen het geheim van een lang en gezond leven ontrafeld te hebben: in beweging blijven! Dat is de sleutel! 

Er waren alpinisten bij die de laffe driehonderd meter stijging wel een aangenaam tussendoortje vonden, en Hollandse wandelaars die het al te pittig vonden en van alle routes slechts de helft liepen. Jonge mensen die na een dag of dag twee afhaakten en liever een stadje gingen bezichtigen en doorgewinterde stappentellers die vroegen om tochten met meer kilometers. Mensen die al met een blessure aankwamen en met behulp van een brace en wandelstokken toch zonder te klagen het programma doorliepen. En stellen waarvan de één over een uitstekende conditie beschikte maar de ander helemaal niet. We hadden veel trouwe SNP wandelaars die eigenlijk altijd via die organisatie boekten en Nederlanders die ons toevallig op SNP hadden zien staan en helemaal niet kwamen om te wandelen. 

We hadden super eigenwijze mensen die in veertig graden toch een behoorlijke wandeling wilden maken en onze waarschuwingen negeerden. “Ga dan op zijn minst deze route lopen want dat is langs het water en er is vrij veel schaduw”. Maar nee, het plan was getrokken dus die kwamen na uren totaal oververhit en uitgeput weer terug. En we hadden gasten die hele specifieke wensen hadden: we willen graag een korte wandeling met alleen een klimmetje in het begin, mooie uitzichten en liefst in de buurt van een terras waar we na afloop kunnen lunchen. Dat was altijd leuk, om uit alle routes die we hier geregistreerd hebben, degene te vinden die het beste aansloot bij die criteria. Want de één wilde langs dorpjes, de ander alleen maar natuur, de volgende hield niet van smalle paadjes en die daarna wilde liefst langs de rivier blijven. 

Die veertig graden, dat was natuurlijk in het hoogseizoen. In juli en augustus wordt het hier zomaar zo heet. Dat hebben we ook nadrukkelijk bij SNP in de omschrijving laten zetten want denk maar niet dat je in die temperaturen nog iets actiefs wil doen. Maar als je in februari iets boekt kun je je daar waarschijnlijk niet zo’n voorstelling van maken. Of je hunkert zo naar warmte dat je denkt dat het heerlijk is om in augustus in Zuid-Frankrijk de heuvels te trotseren. Het was in elk geval ook in de zomervakantie druk met wandelaars, wat wij onbegrijpelijk vonden. Het enige moment van de dag dat het nog een beetje aangenaam was was voor tien uur in de ochtend. Dus sommigen gingen voor het ontbijt al de deur uit, heel verstandig. Anderen gooiden de handdoek in de ring en maakten een kanotocht, het beste alternatief als je het mij vraagt. In het zwembad drijven was ook een optie natuurlijk maar dat is voor echte wandelaars waarschijnlijk te passief. 

Hoe het ook zij, we hadden een super seizoen, met heel veel mensen die hetzelfde ritme hadden als wij: vroeg op, de hele dag buiten en vroeg weer naar bed. Volgend jaar heeft SNP nog meer routes in de app staan, zodat er meer keuze is, en misschien ontdekken we nog wel nieuwe, deze winter, want wij gaan weer lekker op pad. 

NB: de foto is niet van hier maar van een wandeling in de Pyreneeën. Voor foto’s van de wandelvakantie in de Lot klik je hier

Het Porsche seizoen

Het Porsche seizoen

Het is ongelofelijk maar waar: we zijn al aan ons vijfde seizoen hier begonnen. Dat betekent niet dat we hier al vijf jaar wonen, dat zijn er pas drie, maar in 2019 hebben we een proefseizoen gedraaid en dat telt natuurlijk mee. Inmiddels zijn we behoorlijk geroutineerd, maar nog lang niet verveeld. Elk seizoen heeft namelijk zijn “eigen aardigheden”, die heel duidelijk anders zijn dan andere jaren. 

 

We begonnen die twee proefmaanden toen ons huis in Nederland nog niet verkocht was. Het was het pre-corona jaar, wisten wij veel wat ons allemaal nog te wachten stond. We hadden die twee maanden een enorm gemêleerd publiek. Jong en oud en heel internationaal, want via Booking kwamen ze hier vanuit de halve wereld. We hadden gasten uit Argentinië en Uruguay, Noord-Amerika, Australie, Duitsland, Engeland, veel Spanjaarden en natuurlijk Fransen en Nederlanders. Ik was helemaal blij want ik hou van verschillende talen en spreek ze graag. 

 

Maar het jaar 2020 was natuurlijk volkomen anders. Er vlogen geen vliegtuigen, er werd niet gereisd, er werd alleen -en vrij massaal- geboekt door Fransen. Die werden in juni gek van het binnenzitten en zodra ze weer verder van huis mochten reserveerden ze hun verblijf op het platteland, voor de ruimte, neem ik aan. Omdat Nederland veel later dan Frankrijk de grenzen opengooide voor de zomervakantie, was hier de hele toko al volgeboekt voordat de Nederlanders de kans kregen om te reserveren. Het werd dus een behoorlijke vuurdoop voor onze talenkennis. Zo leerde ik dat in het Frans een sleutel niet ín de deur zit maar óp de deur “sur la porte”. Dat gasten niet komen betalen “payer”, maar komen afrekenen ”régler”. Dat décaler “verzetten” betekent, en daar ging het even fout, want een gast wilde haar twee gereserveerde nachten verzetten, en niet, zoals ik dacht, slechts één nacht komen. Toen zaten we dus met een overboeking die haasje repje opgelost moest worden. We leerden dat Fransen absoluut een broodmandje bij hun diner moeten, dat kun je niet zomaar weglaten. De laatste saus wordt vaak van het bord geveegd met een stukje brood. 

We constateerden dat Fransen keurig, welgemanierd en vriendelijk zijn. Maar we misten wel een beetje de Hollandse directheid en gezelligheid. En natuurlijk vooral het gemak. 

 

Die kwam het jaar erna, in 2021, toen we nog steeds met Coronamaatregelen opgescheept zaten maar iedereen iets beter zijn best deed om op tijd een vakantie over de grens te boeken. Dit noemen we het Porsche seizoen, want met name uit Theo’s voormalige kring van vastgoed relaties kwam bijna iedereen met een Porsche het terrein oprijden. Je hoorde ze al van verre aankomen. Het valt hier nogal op, een Porsche. Dit is een arme boeren streek en iedereen rijdt hier in een Franse middenklasser of een afgeragd bestelbusje. Het valt echt op als er een Audi of Mercedes rijdt en dat is dan meestal met een buitenlands nummerbord. Alle Porsches in de wijde omtrek hadden dus een Nederlands nummerbord en de eigenaren sliepen bij ons. Eén van de Porsches is hier weg getakeld omdat eigenaar “een vreemd geluidje hoorde”. Waar zijn dierbare auto naartoe werd gebracht was ons een raadsel en zelfs bij de verzekering konden ze hem niet vertellen of hij zijn geliefde auto ooit nog terug zou zien. Ze moesten in elk geval in een doorsnee Nissan Qashqai de aftocht blazen en hij kreeg Porsche pas weken later in Nederland weer terug. Onze parkeerplaats werd tevens opgesierd door een Maserati en door een snelle Tesla, die niet uitgerust was met de juiste electriciteitskabel, dus de eigenaar was tijdens zijn verblijf vooral bezig met “waar en hoe laad ik mijn Tesla op”. 

2022 was het jaar van de hittegolven en de kleine kinderen. Een niet zo gelukkige combinatie. We hadden veel meer jonge gezinnen dan voorheen en ook veel tegelijkertijd. Maar zowel de kinderen als de ouders leden onder de hitte. De enige verkoeling was in een grot te vinden maar daar word je na een uurtje weer uit gebonjourd. Dus het zwembad was wel een uitkomst, dat werd inmiddels gekoeld in plaats van verwarmd, maar zelfs onder een parasol was het niet te harden. Er werd slecht geslapen, en wij werden ook niet zo vrolijk van werken in de hitte en van het gejengel om ons heen. Maar het was ook een seizoen van heel veel leuke ontmoetingen tussen gasten onderling en spontane etentjes buiten de deur op onze vrije dagen, waar iedereen bij aansloot. Veel vrienden die het eerste Coronajaar niet konden komen kwamen nu alsnog en op een gegeven moment zat de hele tafel vol met alleen maar leuke bekenden. Dit was geloof ik wel meer in het voorjaar dan in het hoogseizoen. 

 

Gelukkig hadden we toen ons nieuwe plannetje al bedacht; het aanboren van nieuwe gasten, uit Nederland, die langer hier verblijven. Want een langer verblijf betekent voor ons minder werk en meer gezelligheid. En zo werd de wandelvakantie geboren, die voor dit seizoen al een hoop nieuwe reserveringen heeft opgeleverd. 2023 zal waarschijnlijk de boeken ingaan als ons “SNP seizoen”.  Of we daar een grote gemene deler in gaan aantreffen weten we nog niet, maar ze spreken allemaal Nederlands of Vlaams, ze blijven minimaal 5 nachten en ze eten in elk geval twee avonden met ons mee, want dat is het arrangement. En ze komen dus om te wandelen, want dat is wat wij ze graag willen laten zien: hoe mooi en rustig het hier is. 

 

We zouden onze herinneringen ook kunnen opdelen in plagen. 2020 was de rupsenplaag, 2021 de overstromingen, 2022 de hittegolven en de droogte. Maar Porsche seizoen klinkt leuker en minder rampzalig. Een beetje misleidend ook, want denk nu niet dat we een luxe accommodatie zijn. Het blijft gewoon een gezellige omgebouwde boerderij op het Franse platteland. 

Wijnhuizen

Wijnhuizen

Omdat wij onze wijnen liever uit pakken halen dan uit flessen kochten we onze eerste 5 liter bij de delicatessenwinkel in Limogne-en-Quercy. Het scheelt een hoop ritjes naar de glasbak, en met de kwantiteiten die hier geschonken worden in een druk zomerseizoen is het natuurijk een stuk voordeliger. Een ander voordeel van een 5-literpak is natuurlijk dat we zelf nooit geconfronteerd worden met een lege fles. 

 

Onze gasten krijgen een karafje wijn bij het diner inbegrepen dus we gaan geen dure flessen open trekken, maar het moet wel een lekker wijntje zijn. De eerste reactie op ons 5-liter pak was heel goed. Het was notabene een stel Argentijnen die hier op huwelijksreis waren. Ze waren die avond de enigen die mee aten, dus we hadden bedacht dat we een romantische avond voor ze zouden verzorgen: we gingen niet bij ze aan tafel maar we dekten de tafel voor twee aan de kant van het dal met een prachtig uitzicht, kaarsjes, ons beste menu en de rode wijn uit ons pak, in een mooie karaf. Het zal ook met de entourage te maken hebben gehad, maar de pasgetrouwden bleven maar praten en wijn drinken, de karaf moest meerdere malen bijgevuld worden en vooral de jongen was razend enthousiast. Daar ging hij ook een paar flessen van halen, waar kon hij de leverancier vinden? We verwezen hem naar Château Eugénie in Albas. We waren er zelf nooit geweest, maar dat moest nu natuurlijk wel gepland worden, want we waren wel nieuwsgierig geworden. 

 

Als er op het pak “Château Eugénie” staat dan kijk je natuurlijk uit naar een prachtig kasteel. In het uur van ons huis naar de westkant van Cahors zijn we vele kastelen gepasseerd maar ons wijnhuis bleek niet in een kasteel gevestigd te zijn. Het was eerlijk gezegd best een teleurstelling. Van wijngaarden was ook geen sprake. Het bleek dat Eugénie allerlei kleine percelen langs de Lot bezit maar geen ervan is in het zicht van de proeverij. Die vond plaats in een geurloos winkeltje en de chai was indrukwekkend maar een tamelijk sfeerloze loods. Toch hebben we goed ingeslagen want de witte wijnen bleken, net als de rode, prettig weg te tikken en de rosé was, ondanks zijn chemische kleurtje, ook fris en fruitig. Maar om nou onze gasten voor een proeverij die kant op te sturen, dat leek ons geen goed idee. 

 

Het barst natuurlijk van de wijnhuizen rond Cahors maar “Château Lagrezette” vonden we intrigerend. Het stond overal aangegeven en de naam kenden we van een kennis in Nederland die er al erg enthousiast over was. Even kijken dus. En daar stond ons ideaalbeeld van een wijnchâteau: Tussen de wijngaarden, op een heuvel, stond een prachtig onderhouden kasteel te shinen in de middagzon, met een imposante toegangspoort en een wijnwinkel bij de entrée. Eentje waar het ruikt naar wijn, kurk en houten kistjes. We konden een plankje charcuterie bij de proeverij krijgen, wat we natuurlijk gretig aannamen, en de jonge medewerkers waren uitermate vriendelijk en commercieel tot op het bot. Dat wel, maar dat mag, in die omgeving, met zo’n service. De chai was een echte gewelfde kelder achter een glazen schuifdeur naast de winkel. Ik kreeg de indruk dat de kelder ‘verboden te betreden’ was, maar dat was geenszins het geval. Je mocht er naar hartelust in ronddwalen. De wijnen op zich waren mij persoonlijk wat te heftig en minder toegankelijk dan die van onze huisleverancier Eugénie, maar voor de beleving, voor gasten, is Lagrezette helemaal leuk. Er worden alleen wijnen in flessen verkocht, waarvan ik de rosé Roseberry vooral erg mooi vind met z’n Miami-vice achtige design. 

 

Toch zijn we trouw aan Eugénie, omdat de “Treille du Roy” nog steeds niet verveelt, omdat ze een familiebedrijfje zijn en monsieur Couture persoonlijk met zijn busje de bestelling komt afleveren. Inmiddels hebben we ook drie wijntonnen voor een prikkie bij ze gekocht. Leeg, dat dan wel, we gebruiken ze als regentonnen. In Nederland schrokken ze van mijn post op Instagram met die tonnen achterin de pick-up en de tekst “even wat wijn halen”. Drinken ze zóveel tegenwoordig, die Prangers?? Dat valt dus mee, het was voor de plantjes. 

 

Maar verandering van spijs doet eten en verandering van wijn doet smaken. We hadden het voornemen om in de winter voor onszelf wijn in flessen te kopen, gewoon steeds iets anders. We wonen tenslotte in het wijnparadijs op aarde. Hoefde ook niet eens uit deze streek te zijn. Een Merlot of Cabernet Sauvignon zouden we waarschijnlijk wel waarderen na maandenlang louter en alleen Malbec. En we waren net in Spanje geweest en dat smaakte naar meer. Maar wat denk je: in onze plaatselijke supermarkt verkopen ze niet eens buitenlandse wijnen! Stel chauvinisten die Fransen. Geen enkele Spaanse wijn te vinden. Dan moeten we eerst een half uur rijden voor de hypermarché. Daar staat hopelijk  wel een Verdejo of Tempranillo achterin weggemoffeld. 

 

Dus voor onszelf en voor onze gasten: We krijgen graag informatie over andere heerlijke slobberwijntjes, exclusieve traktaties en door-en-door Franse wijnbelevingen. We wonen zelf net aan de verkeerde kant van de Lot, maar we rijden graag een eindje voor de tip van de dag!

 

Het Wilde Zwijn

Het Wilde Zwijn

Toen onze jongens allemaal tieners waren zijn we met ze naar Zuid-Afrika op vakantie geweest. Het was voor het eerst dat de inspiratie voor een vakantiebestemming maar niet wilde komen. Dat klinkt verwend en dat is het ook. Het was in de tijd dat we steeds verder en sensationeler op vakantie wilden, zoals iedereen, en dat je gewoon van gekkigheid niet meer wist waar je dan naartoe moest. Toen vrienden van ons met het gezin een hele route door Zuid-Afrika hadden uit laten stippelen heb ik, met hun toestemming, dat reisbureau gebeld en gevraagd of ze een exacte kopie van die reis voor ons wilden regelen. Behoorlijk on-creatief vond ik van mezelf, maar deze vrienden hadden we tijdens een andere grote reis ontmoet dus ik kon er van op aan dat ze dezelfde wensen hadden. Bovendien vond iedereen het leuk om dit met z’n allen te doen. We waren natuurlijk heel benieuwd of we the Big Five gingen zien: de leeuw, de neushoorn, de buffel, de olifant en de luipaard. Of het luipaard. Kan allebei. 

 

Een leeuw zagen we al vrij snel, maar niet een hele wilde. Het was een tamelijk relaxte, die notabene langs het hek van de ingang het Krugerpark slofte, precies daar waar iedereen uit de auto stapte om een toegangsbewijs te kopen. Paniek alom, maar het dier was totaal niet geïnteresseerd in al die mensen. Eenmaal in het park kreeg onze gids na een hele tijd rijden een melding van een leeuw, stuurde met grote vaart zijn jeep erop af, en toen waren we een van de vele jeeps met toeristen die mochten aanschouwen hoe een verdoofde leeuw op de grond lag en een aantal rangers monsters aan het afnemen waren. Een nogal deprimerende ervaring vond ik dat. Het leek verdorie wel een suffe dierentuin na sluitingstijd. De neushoorns waren daarentegen wel super indrukwekkend, temeer omdat ik met een telelens naar ze keek en zij recht in de lens naar mij terug staarden. De kudde buffels was prachtig en minstens zo eng, want ze zijn groot en met zo véél. De olifanten waren bizar onzichtbaar in het struikgewas totdat ze recht voor je neus stonden. Maar waarom de giraf niet tot the Big Five behoort snap ik niet; ze zijn minstens zo groot en eigenlijk mijn favoriet, met die lieve wimpers aan hun ogen. Bovendien zijn ze volop aanwezig, in tegenstelling tot het luipaard, dat volgens mij helemaal niet bestaat. We hebben er nooit een gezien en ik vermoed dat de hele toeristenbranche in Zuid-Afrika draait op de mythe van het luipaard: iedereen moet weer een keer terugkomen en op safari om die vijfde knoepert te zoeken, maar niemand zal hem ooit vinden. En dan nijlpaarden, toch ook behoorlijk big en levensgevaarlijk. Die beesten hebben ons nogal wat angst bezorgd, want onze kinderen wilden ’s avonds gezellig naar het marktje in het dorp, maar wij hadden gelezen dat in dat dorp de nijlpaarden na zonsondergang gewoon door de bermen banjeren, want dan komen ze massaal uit het water. En onze pubers waren natuurlijk helemaal niet voor zonsondergang weer terug in het hotel zoals afgesproken. Maar ze leven allemaal nog, ze waren zich uiteraard van geen kwaad bewust. 

 

Hier in Frankrijk wordt ons vaak gevraagd of er veel wilde dieren rondlopen. Of er bijvoorbeeld beren zijn of wolven. Voor beren moet je volgens mij naar de Pyreneeën en wolven: als ze in Drenthe rondlopen dan hier toch zeker ook, maar we hebben geen statistieken. Andere dieren dan? Jazeker! Over hertjes en Bambi’s heb ik het al uitgebreid gehad. Regelmatig zien we een vos lopen, met hun mooie dikke staart. Afgelopen week zagen we voor het eerst een levende das in de koplampen rennen. Tot nog toe zagen we die alleen op onze wildcamera: Elke avond kwam de buurtdas uit de vijver drinken. 

 

Laatst was het volgens mij Nationale Marterdag: Ik heb er op een dag drie zien lopen op verschillende plekken, terwijl ik er daarvoor nooit één gezien had. Marters zijn trouwens minder schattig dan ze doen voorkomen. Ze weten elke kippenren die niet hermetisch is afgesloten binnen te dringen en richten er een bloedbad aan. Onze franse buurjongen heeft al menig keer ’s morgens de resultaten van zo’n drama moeten aanschouwen. Hij koopt elk jaar twintig kippenkuikens en degenen die het best groeien worden in de pan gegooid en de andere tien mogen blijven voor de eieren. Zo gaat dat op het Franse platteland, er is wel dierenliefde maar ze blijven er behoorlijk nuchter onder. Marters zijn ook zeer bedreven in het doorknagen van de bedrading van je auto. Dus als je auto ineens allerlei vreemde meldingen geeft en nauwelijks meer rijdt, dan is er waarschijnlijk een marter aan de gang gegaan en heb je voor honderden euro’s schade. Hier spreekt ervaring. 

 

Het Franse equivalent van het Zuid-Afrikaanse luipaard is het wilde zwijn. Die zie je ook nooit. Eén van de eerste avonden hier lieten we ’s avonds laat de honden even uit op het pad, aardedonker zoals altijd, toen we plotseling in het veld geknor hoorden. De honden schoten er meteen naartoe en toen hoorden we een heel zwaar beest weg galopperen. Dat moet er een geweest zijn. Even daarna heb ik er wel één gezien, maar op grote afstand: Theo ging het dal in met de honden en ik bleef thuis. We hebben bij het raam aan de dalkant een kleine verrekijker liggen voor de betere wildspot momenten. Nou, ik had er één te pakken, want op die klaarlichte dag ging ik even kijken of ik Theo zag lopen met de honden maar in plaats daarvan zag ik een groot zwart beest door het dal rennen. Ik kon mijn ogen niet geloven. Het was ook zo ver weg en het is niet de beste verrekijker. Dus nu denk ik wel dat hij bestaat, het zwijn, maar we kunnen helaas nog geen bewijs leveren. De buurman heeft vorige winter zijn auto op het toegangsweggetje moeten stilzetten, omdat er ’s avonds laat een hele familie overstak. Een grote met slagtanden en een hele trits jonkies erachteraan. Ik geloof het gewoon niet. Nu is het gras beneden in het dal weer omgewoeld en we hebben er al drie dagen de wildcamera staan, want dat schijnt het werk van wilde zwijnen te zijn. Vol verwachting lopen we elke ochtend naar beneden met de honden, om de beelden te bekijken. Vanochtend lag hij zelfs omvergelopen in het gras, dus dat moest toch gefilmd zijn, zou je denken. Maar nee hoor. We kregen alleen mistige foto’s. Terwijl er volgens mij helemaal geen mist was vannacht. En zo blijft de mythe in stand. Het wild zwijn, ik geloof pas dat ie bestaat als ik er eentje met eigen ogen of apparatuur gezien heb. Dat geldt ook voor gasten. Je moet terugkomen, totdat je een wild zwijn kunt afstrepen.

 

Le Mont Saint Michel

Le Mont Saint Michel

Toen ik 16 was zou ik Saint Maló en Le Mont Saint Michel bezoeken. Het was georganiseerd als excursie door Eurocentres Paris waar ik die maand een cursus Frans deed. Ik logeerde bij een hautain Parijs gastgezin met drie dochtertjes en twee hardwerkende ouders. De dochtertjes waren mij vooral doorlopend aan het observeren, de vader heb ik nooit gezien en de moeder was nog wel een soort van betrokken, maar ik voelde me geen moment op mijn gemak. Het kwam erop neer dat ik erg alleen was daar, mijn Frans was slecht, mijn lef om te praten nihil, en het gezin liet mij elk weekend alleen want dan gingen ze “à la campagne”. 

 

Hoe ik überhaupt in juni in Parijs terechtkwam op m’n 16e is een ander lang verhaal, maar dat doet er nu niet toe. Het was een idee van mijn moeder, die nogal onverschrokken was, maar ik zelf was ook niet wars van een beetje avontuur en wilde graag de taal beter leren. Toen mijn jongens 16 waren en ik 46 zou ik er niet over hebben gepiekerd ze in hun eentje naar Parijs te sturen, maar misschien waren het andere tijden, was het leven in een stad minder hard en de gevaren minder groot. Ik was verreweg de jongste op de cursus en echt nog een kind. Mijn klasje bestond toch vooral uit gepensioneerden uit allerlei windstreken en oudere jongeren die om de een of andere reden Frans wilden leren. Ik moest elke dag van het 16e arrondissement met de metro naar Saint Germain-des-Pres in het centrum. Ik moest steeds voor een hele week een metrokaartje kopen, zo’n geel kartonnen kaartje met een bruine streep in het midden, het bestaat waarschijnlijk niet meer: “un abonnement hebdomadaire”. Dat woord vreesde ik, want ik kon het maar niet onthouden. Waar zat in godsnaam de connectie met het woord semaine? Maar de cassière in de metro begreep me meteen, een succes want elke kleine Franse actie was een enorme overwinning. Pas veel later ontdekte ik dat woord weer: Charlie Hebdo; een tijdschrift dat wekelijks werd uitgebracht. 

 

Mijn school zat in de Passage Dauphine, een leuke drukke buurt. Met een overstap zat ik zeker twintig minuten onder de grond. Ik vroeg me toen af waarom mensen zo in zichzelf gekeerd waren in die metro. Niemand maakte oogcontact en iedereen staarde maar een beetje in het niets, mobiele telefoons had je natuurlijk nog niet. Later begreep ik wel waarom dat niet vol te houden is. Teveel mensen, teveel geluiden, teveel indrukken, kortom: teveel prikkels. Dóódmoe word je in een stad, maar daar had ik toen nog niet zo’n last van. Op school was het leuk, ik vond de cursus niet moeilijk en met een aantal uit mijn klas gingen we elke middag lunchen in restaurant Texel (hoe geinig), op de rue Dauphine. Ik nam altijd een entrecôte, met sla en friet. Ongekend stoer en luxe vond ik dat, en dat was het ook voor een 16-jarige in 1984 -niemand lunchte in Hilversum ooit buiten de deur- maar nu voelde ik me een cosmopolitische meid, en het kostte ook echt geen drol. 

 

Ik had buiten school alleen contact met een Oostenrijkse die twee jaar ouder was dan ik, maar ook een tandje rijper. Ze ging uit met mannen en vroeg me mee maar ik was vooral erg op mijn hoede en wilde niks met ze te maken hebben. Ook zij zou meegaan op de excursie, al hadden we geen idee wat het inhield. Internet bestond nog niet dus even googelen wat Le Mont Saint Michel was, zat er niet in. Een berg in de zee, heel mooi, dat was wat we wisten. Het kostte me natuurlijk extra geld maar een weekend alleen in dat appartement in het 16e arrondissement zag ik helemaal niet zitten. Dus we spraken af dat we om 8 uur ’s morgens op metrostation zus-en-zo elkaar zouden treffen, want we moesten verzamelen in een bus die was gestationeerd op Place d’Amsterdam (wederom geinig). Zonder mobieltje was afspreken ook echt afspreken. Als de afspraak misliep dan was er namelijk geen enkel alternatief. Dus toen ik daar om 8.00 stond en ze kwam niet uit de trein, en die daarna ook niet, en ik wist niet waarom en óf ze nog zou komen, had ik geen keuze; ik ging zonder haar naar Place d’Amsterdam maar het was te laat. De bus was al vertrokken. 

 

Nooit meer heb ik me zo eenzaam gevoeld. Op een zaterdagochtend in een wereldstad, zonder vriendin, die me in de steek gelaten had, zonder ouders, en zelfs zonder gastgezin want die waren hem weer gepeerd. Ik belde collect call naar Hilversum vanaf een telefooncel, ik kreeg zowaar mijn broer aan de lijn en hoorde alle huiselijke geluiden uit de keuken daar en ik wou alleen maar DAAR ZIJN. Mijn moeder baalde met me mee en stelde voor om naar me toe te komen. Maar waar ga je dan slapen? Vroeg ik haar. Nou gewoon, bij jou in dat appartement van dat gastgezin? Dat ging me te ver, stel je voor dat die mensen ineens terugkwamen?! Maar het idee alleen al was een geruststelling. Zo ver was Parijs dus niet van huis. Ze kon gewoon naar me toe komen. Ik wist niet heel erg wat ik miste, maar ik heb me geloof ik kapot verveeld dat weekend. 

 

Achtendertig jaar na dato woon ik in Frankrijk, wat ik nooit had bedacht, ben ik enorm dankbaar voor al die Franse lessen, zowel op school als in Parijs, en vatte ik het plan op om een tussenstop te maken op weg naar Nederland voor ons najaarsbezoek aan familie en vrienden. En wat is er ongeveer op de helft van Pech Blanc en Utrecht? Saint Maló en Le Mont Saint Michel. Met mijn man, met wie ik 25 jaar getrouwd ben, zonder onze drie kinderen, want die hebben hun eigen leven inmiddels, met alleen de nagedachtenis aan mijn stoere moeder, die op mijn 36ste overleed, beklom ik dan eindelijk die berg in de zee. Onder ons liepen schoolklassen over het zand rond de berg, het was eb, en ik bedacht dat als ik op 16-jarige leeftijd daar had gestaan, het waarschijnlijk veel minder indruk gemaakt zou hebben. Toen was het gewoon een berg in zee geweest. Nu was het een berg aan herinneringen.