VerFransen

VerFransen

 

We beginnen te verFransen. Onze commerciële, ondernemende, pro-actieve, Hollandse no-nonsense houding begint een beetje te verbleken. We krijgen steeds meer “joie de vivre”, een “laissez-faire, laissez-passer” instelling, een “carpe diem” mentaliteit. En was dat niet waarom het ons eigenlijk allemaal te doen was? Toch dachten we dat we nooit zo zouden worden. 

We ergerden ons aan de initiatiefloze Fransen, aan hun non-commerciële houding, we verweten ze een gebrek aan werklust, elke keer als we weer ergens voor een dichte deur stonden. We moesten er ontzettend aan wennen, aan het feit dat de winkels vaker dicht dan open bleken te zijn. Als je als Nederlander naar het Franse platteland verhuist dan sta je dus heel vaak tussen de middag jezelf weer voor je kop te slaan: dicht! Natuurlijk, die zitten weer te eten. Drie gangen, wijntje erbij, tukkie draaien en dan misschien nog even de winkel open gooien. 

Een Hollander moet toch minstens een sterfgeval in de eerstegraads familie hebben wil ie z’n winkel een hele dag sluiten. Een Fransman hangt te pas en te onpas zijn bordje “fermeture exceptionelle” voor de ruit. Of heeft -ie zoveel familie die het loodje legt? Dat kan ook, wij zijn hier immers zo’n beetje de jongsten. Maar we verdenken ze ervan dat ze soms gewoon geen zin hebben. Kan gebeuren, morgen weer een dag.

Een ander voorbeeld zijn boerderijen die iets aan huis verkopen met een bordje “Vente directe à la ferme”. Menig erf zijn wij al op gereden op zoek naar verse eieren, pas gestoken asperges of “eigen bijen” honing. Een boer verderop verkoopt kalfsvlees. We dachten dat dat wel een top idee was om ons BBQ vlees daar vandaan te halen voor de vrijdagen. Maar we hebben er nog nooit iemand gezien. Alles stond open, en ondanks vijf blaffende honden aan een ketting konden we overal naar binnen lopen, maar geen boer te bekennen, laat staan een kalf, een winkeltje of een vitrine met een kassa. Sja, als het iedere week zo gaat dan wordt het ingewikkeld dus laat maar zitten, vonden we, hier hebben wij toch geen tijd voor?! Overigens heb ik onlangs besloten helemaal geen kalf of lamsvlees meer te eten. Ik vind dat dieren minstens een leven gehad moeten hebben voor ze geslacht worden, en het liefst een aangenaam leven. 

We kennen ook een ondernemer met een grote moestuin en kippen en die verkoopt zijn eieren, artisjokken en komkommers nog op de ouderwetse manier: langs de weg, onder een overkapping, met een prijslijst erbij en een kistje om het geld in te doen. Lekker makkelijk, geen personeel, altijd open, en de Lot is zo’n lieflijke regio, hier kan dat nog. We vonden het aandoenlijk. Maar onlangs was daar dan toch het Facebookbericht wat niemand hoopte dat ooit zou komen: het geldkistje was gejat. De criminaliteit was nu ook hier doorgedrongen: misbaksels die het vertrouwen van een hardwerkende boer ondermijnen. Hij overwoog om te stoppen met het stalletje, maar na vele digitale harten onder de riem heeft hij besloten om toch door te gaan. Het geldkistje heeft hij vergrendeld en vastgeschroefd aan een degelijke boeren tafel. 

Restaurants zijn qua openingstijden totaal ondoorgrondelijk. De een is in het voorjaar wel open maar alleen in het weekend. De ander heeft alleen lunch. De volgende doet dan de helft van de week afhaal menu’s, maar als de leverancier niet is geweest, dan niet. Het kost ons altijd een hele trits telefoongesprekken voordat we iets kunnen reserveren voor onszelf of voor onze gasten. Zonder reservering is het al helemaal onmogelijk, want als ze tegen etenstijd geen tafel bezet hebben dan gaan ze gewoon alsnog sluiten, dus als je ietsje later bent sta je wederom voor de dichte deur. Een late lunch: impossible! Trop tard! Lunchen doe je hier tussen twaalf en twee en anders niet. 

Een website hebben ze geen van allen en op hun Facebookpagina staan soms de openingstijden vermeld, maar die worden nooit bijgewerkt dus ook daar kun je niet van op aan. Ik heb zelfs eens een oproep gedaan aan de restaurateurs in het dorp of ze alsjeblieft hun pagina wilden updaten “want wij tasten volledig in het duister en we zoeken tafels voor gasten!”  Ze zullen wel gedacht hebben; komt die Hollandse ons even vertellen hoe we moeten communiceren. Ja! Inderdaad, ik draag graag een steentje bij aan het welvaren van de Franse economie. Maar Fransen bellen graag, om te reserveren en vooral om informatie te vragen die al all over het  internet staat. Dat onze beschikbaarheidskalender altijd actueel is en dat ze online een kamer kunnen boeken, daar geloven ze blijkbaar niet in. The Fork? Is hier kansloos.

Het hoogtepunt in onze zoektocht naar een restaurant is altijd in de eerste week van juli. Dan zijn ze en masse gesloten. Je zou denken: juli, zomer, drukte, alle toeristen op zoek naar een plek om te eten, maar wat doen ze: ze gaan zelf op vakantie. Want het hoogseizoen gaat beginnen, dus gaan ze van tevoren uitrusten. Dat hebben we nu drie jaar aangekeken, en toen zijn we het gaan omdenken. Weet je wat? We gaan óók dicht de eerste week van juli. We gaan op vakantie. En dat is dus voor het eerst. Een begin van verFransing. En laten we sowieso maar wat vrije dagen blokkeren tussen april en november, want drukte is leuk, maar elke dag is een beetje overdreven. En zullen we ook maar vast iets voor onszelf boeken aan de Côte d’Azur? Laten we dan ook een beetje zomer-aan-zee meepakken.

Het “ouvert toute l”année” wat we propageerden hebben we van de website gehaald, want we willen helemaal niet werken in de winter. De zomer is lang genoeg geweest, er is genoeg geld binnengeharkt om de winter mee door te komen. Komt bij dat het meer kost om de kamers warm te stoken dan dat het opbrengt voor die twee gasten die langs willen komen, dus een beetje Hollands rekenwerk ligt hier wel aan ten grondslag, maar het idee “genoeg gewerkt” begint te overheersen. Er valt nog  zoveel leuks te doen, het leven is kort, de mooiste dingen zijn gratis etcetera etcetera. Ik weet niet of de Fransen iets willen opsteken van de Hollandse efficiency, maar wij doen graag een beetje mee met hun joviale levensstijl, anders hadden we natuurlijk net zo goed in Nederland kunnen blijven. VerFransen: ik kan het iedereen aanraden. 

Panique

Panique

Zo in het begin van het jaar, na een winterslaap, krijgen we altijd een beetje paniek. Ik geef dat gewoon toe, Theo doet net alsof hij alles onder controle heeft, maar als ik naar die lege agenda kijk dan vraag ik me of of we het jaar wel gaan overleven. Waar blijven de boekingen? Waarom worden we niet gebeld en gemaild? Weten de mensen ons wel te vinden? Moeten we er niet een actie of campagne tegenaan gooien? Zijn we te duur? Wil niemand meer naar Frankrijk? Is er naast vliegschaamte nu ook rij-schaamte? 

 Als we dan gaan vergelijken hoe het het jaar daarvoor was gesteld met de reserveringen, dan komen we eigenlijk altijd tot dezelfde conclusie: ook niks. We hadden een bomvol seizoen, maar het gros van de boekingen kwam pas na februari binnen.Ik zou deze vorm van paniek omschrijven als een milde paniekvorm. Eentje die aanzet tot creativiteit en overleg, tot nieuwe plannen en wijzigingen. Best leuk dus. Maar als ondernemer in den verre bestaan er vele vormen van paniek. 

Zo was er uiteraard in het begin het taalprobleem. Ik dacht wel alles te verstaan maar soms bleek ik iets toch verkeerd begrepen te hebben en zaten we ineens met een overboeking. Geen pretje in het hoogseizoen. 

We hebben te maken gehad met hoosbuien tijdens ons diner buiten. Met overstromingen zelfs terwijl er zes man op het eten wachtten. Stond ik te dweilen in de eetkamer en hebben we iedereen maar in de keuken aan tafel gezet. Een beetje krap maar best gezellig. Dat is overmacht, iedereen begreep dat we daar niet zoveel aan konden doen. Wat stommer was, was bijvoorbeeld een bijna lege gastank midden in het seizoen. We konden nog net voorkomen dat niemand meer kon douchen, doordat de man met de tankwagen van Antargaz met grote haast langs kwam, maar dat gaat ons dus niet meer gebeuren. 

Een andere domme actie was dat we boodschappen moesten doen voor het diner en dat alle winkels gesloten waren. Allemaal! Het bleek Maria Hemelvaart of zoiets te zijn. Een dag die wij in Nederland helemaal niet kennen. We hadden geluk dat we de dag daarvoor best veel op de markt gekocht hadden en dat we met alles wat er in de vriezer en de voorraadkast lag nog een behoorlijk drie gangen menu in elkaar konden flansen. Enerverende dagen zijn dat. Eerst overheerst ongeloof, dan paniek, dan gaan we als een dolle alternatieven bedenken en uiteindelijk lost het zich altijd wel op. Al hebben we wel een beetje mazzel steeds. 

Afgelopen zomer bijvoorbeeld kregen we ’s morgens een mailtje van gasten die een week zouden komen. Ze kondigden aan hoe laat ze er ongeveer zouden zijn die avond. Maar ze stonden helemaal niet in onze agenda! Hoe kon dat nu gebeurd zijn? Ze hadden via een reisbureau geboekt en daarna geannuleerd, en nu kwamen ze toch?! Het bleek een fout van mij te zijn, en ook wel onhandige communicatie. De annulering bleek over een eerdere aanvraag te gaan met andere data. Wat te doen? Helaas voor onze zoon en zijn vriendin moesten ze de hun beloofde kamer afstaan. Ze bivakkeerden al twee nachten in de tent in de tuin en zouden daarna lekker een week een kamer krijgen, maar dat verhaal ging dus niet door. Het was een luxe tent hoor, stahoogte en echte bedden, dus het was echt geen ramp. Maar wat een geluk dat we precies die dagen een kamer hadden vrijgehouden. De gasten hebben een klein beetje van onze paniek meegekregen, maar dat was al snel vergeten en vergeven.

Helemaal in het begin van ons verblijf hier waren onze honden nog niet gewend aan de ruimte en de vrijheid. Ze konden zomaar rond het huis lopen, en, wacht eens even, ze konden ook zomaar van het huis wég lopen. Heel ver weg. Dus soms merkten we ineens dat beide honden al een tijdje uit beeld waren. Logisch, er was geen hek dat ze tegen hield en daar in de verte roken ze allemaal andere beestjes. Urenlang duurde het terwijl het al donker werd en het ook nog keihard regende. Wat konden we doen? Rondrijden en zoeken had geen zin, in kilometers bos. Dat was een zogenaamde verlammende paniek. We konden alleen maar wachten. Middenin de nacht stonden ze ineens weer voor de deur, drijfnat, maar ongedeerd en samen. Daarna hebben we ze allebei een dure GPS tracker omgehangen. Maar tegenwoordig hebben we het niet meer nodig. Ze zijn wat ouder en blijkbaar niet zo nieuwsgierig meer. 

We hebben meegemaakt dat de verwarmingsketel het begaf vlak voor het hoogseizoen. Het was dertig graden buiten, dat was het probleem niet, maar het water voor de douche verwarmde dus ook niet meer. Het is provisorisch gerepareerd door een mannetje dat geen garantie durfde te geven en zo zijn we het seizoen doorgekomen met gekruiste vingers. Daarna is er als de sodemieter een nieuwe ketel geïnstalleerd.

De grasmaaier begaf het in de lente, natuurlijk in het seizoen dat je hem elke week nodig hebt. We hebben te maken gehad met een beest dat ’s nachts over het dak rende en iedereen wakker hield. Met koffers die bij de verkeerde B&B waren afgeleverd, veertig kilometer verderop. Met een zwembadtrapje dat afbrak. Met een hertje dat ‘s avonds laat in ons zwembad viel. Met het alarm van datzelfde zwembad dat om niets middenin de nacht iedereen wakker loeide. 

En deze week hadden we een stroomstoring. Een erge, want een schakelaartje omzetten bracht geen oplossing. Het bleek dat er draden in de meterkast waren doorgebrand. We zijn dus eigenlijk ontsnapt aan een grotere ramp: het afbranden van onze B&B.  Elektriciens waren onbereikbaar of te druk. Dus Theo, die deze winter een heel busje heeft omgebouwd tot camper met zoon twee, mocht zijn opgedane kennis met elektra direct weer toepassen. Met de fijne hulp van onze gast, die toevallig ooit elektrotechniek had gestudeerd (alweer zo’n mazzel) heeft hij zelf nieuwe draden getrokken en alles weer veilig aangesloten. Van paniek was nauwelijks sprake meer. Bij Theo niet, en daardoor bij mij ook niet. We lossen het wel weer op. En zo niet, dan tóch. Er zijn blijkbaar altijd meer oplossingen voor een probleem en dat is erg geruststellend. En sommige dingen gaan vanzelf weer goed. Vandaag bijvoorbeeld kwamen er ineens drie boekingen tegelijk binnen. Niks aan het handje dus. Pas de panique. 

Mist

Mist

Er was ons dit weekend drie dagen volle zon beloofd en een graad of veertien. Dat is fijn, na weken van regen en kou, dat je weer voelt dat het voorjaar er aan komt. We kregen al een voorproefje afgelopen week. We gingen wandelen en we moesten onze jas uit trekken, zo warm was het ineens. Het is net februari hè, heerlijk. Maar toen we vrijdagochtend wakker werden hing er een dichte mist rond Pech Blanc. Mist hangt er vaak boven de rivier de Lot. Gek genoeg nooit direct op het water maar een tiental meters erboven, en dat strekt zich dan vaak uit tot in alle omringende dalen. Maar wij zitten veel hoger en kijken er altijd lekker overheen. Een enkele keer komt de mist tot bovenop onze heuvel en die trekt dan rond het middaguur weg. Maar dat gebeurde niet. Vrijdag niet, zaterdag niet, en zondag nog steeds niet. 

Als ik ergens chagrijnig en depressief van word dan is het een grijze omgeving. Mistbanken, flarden, witte wieven, dat vind ik prachtig. Maar die dikke grijze mist, nattig en koud, dat is niet goed voor me. Ik ken mensen waarbij de weersomstandigheden zwaar op het gemoed drukken, maar dat ik zelf ook zo iemand ben merk ik hier heviger dan ooit. Gelukkig waren we net weer open en hadden we ook zowaar weer gasten. We hadden dus genoeg te doen en niet heel veel tijd om erbij stil te staan. Zaterdag kwamen onze gasten uit Albi aan. Een Frans stel, en Albi ligt hier slechts anderhalf uur vandaan. We vonden het lullig voor ze dat het de hele dag zo somber was gebleven, maar die opmerking verbaasde hen. Ze hadden de hele dag zon gehad! Ze waren toch vlak in de buurt, geen mist gezien. Wel god-non-de-ju! Dus die wolk was echt alleen maar hier blijven hangen. 

Ik kan me zo’n soort dag herinneren in Nederland. Hoog zomer, een super goede weersvoorspelling, ik maakte plannen om naar het strand te gaan met iemand. Nogal een onderneming vanaf Utrecht want heel Nederland zou waarschijnlijk die kant op gaan, dus file, file, file, en daarna vechten om een parkeerplaats. Lagen we eindelijk op onze handdoek in bikini, ging die wolk maar niet weg die daar hing. Alles was grauw. Het bleek zo’n dikke laag kust mist te zijn die van geen wijken wist. Na twee uur bibberen van de kou zijn we maar weer in de auto gestapt en vijf minuten landinwaarts was de lucht strak blauw. We hadden dus beter in Utrecht kunnen blijven. 

Maar nu heb ik iets ontdekt. De enige manier om mist voor me te laten werken en me in een betere stemming te brengen is door met mijn camera naar buiten te gaan. Dat is mijn nieuwe hobby. Ik dacht dat het pianospelen zou worden. Dat deed ik vroeger. Na jaren pianolessen kon ik best wat leuks spelen. Totdat ik op mijn twaalfde stopte en geen toets meer aangeraakt heb. Ik dacht dat ik het wel weer leuk zou vinden om op te pakken en kocht vorig jaar een tweedehands digitale piano. Je moet hier namelijk een hobby hebben in de winter. Zonder werk, zonder zon en zonder familie, vrienden en vertier word je hier waarschijnlijk knettergek. Theo heeft het gitaarspelen weer opgepakt en volgt allerlei cursussen. Hij verslindt ook boeken en kan zomaar vier uur in dezelfde houding in een stoel zitten met een boek. Dat kan ik alleen met een héél goed boek. De piano was even leuk maar ook weer net zo frustrerend als vroeger. Er is geen één nummer dat ik zonder haperen uit kan spelen. Mijn vingers zijn stroever. Ik kan niet improviseren. Met bladmuziek ben ik uren bezig om de noten te ontcijferen. Kortom: dit ging niet mijn gedroomde hobby worden. 

Toen las ik op Instagram tips van een fotografe om B&B kamers mooi in beeld te brengen. Het bleek dat alle foto’s voor de website beter konden; het standpunt kon lager, de verlichting in de kamers moest uit, er was een truc om overbelichte ramen te voorkomen. Goeie tips. En ik had nog best een mooie Canon liggen. En een statief. Om te snappen waar dit nou eigenlijk allemaal over ging (lange sluitertijd, middelgroot diafragma) heb ik een online basis cursusje fotografie gevolgd. En ik begon zowaar te begrijpen dat het niet zo super ingewikkeld is. Dat het zelfs niet eens zoveel met cijfers te maken heeft. Al die getallen waren voor mij altijd een reden om me er niet in te gaan verdiepen. Ik volgde nog meer cursussen en ik las de gebruiksaanwijzing van mijn camera eens goed door en ik probeerde wat. Na de nieuwe foto’s voor de kamers (zie hier) ging ik met mijn camera naar buiten en zo kwam ik op een mistige ochtend bij een meertje terecht. 

Het plan was om een zilverreiger in zijn vlucht boven het water in de mist te fotograferen. Best een pittige opdracht aan mezelf want een actiefoto had ik nog niet gedaan. Ik was er eerder geweest maar toen vlogen de reigers steeds net aan de verkeerde kant. Nu positioneerde ik me op een picknickbank, de honden scharrelden er lekker rond, er zaten twee vissers dertig meter verderop die mij, heel aardig, koffie aanboden. Verder was het stil en prachtig. De mist trok soms een beetje op en liet een reepje zonlicht op het water schitteren, dan trok het weer dicht. Ik had mijn camera helemaal ingesteld op de actie en wachtte. Ik ben niet zo goed in wachten. Maar dit wachten was wel spannend. Waar zou de reiger vandaan komen? En zou ik dan op tijd zijn met in- of uitzoomen? En zouden mijn foto’s scherp worden en precies zoals ik hoopte met die vleugels half omhoog? En ondertussen veranderde het licht boven het meertje constant. Zoiets zie je alleen als je er de tijd voor neemt. Ik heb er drie uur gezeten. Drie hele uren. Geen reiger gezien. Misschien kwam het doordat de vissers steeds in hun handen klapten zodra er een vogel in zicht was. Bang dat die vogel hun vis weg zou kapen. Maar het was een mooie les in geduld en in het waarderen van mist. Uiteindelijk had ik nog wel een mooi beeld van drie futen aan de andere kant van het meer. 

En als er geen tijd is om te fotograferen, dan stappen we in de auto. Dat deden we vanmiddag en jawel hoor, nog geen vijf kilometer verderop was het zonovergoten en warm. Dat lag dus het hele weekend voor het grijpen, we moesten er alleen even naar zoeken. 

NB: Op de foto was de achterste fuut net ondergedoken, zie het plonsje. Leuk toch. Straks word ik nog vogelaar. Links zijn twee boomstronkjes of takken die uitsteken, het is er heel ondiep. 

 

Le Triangle Noir

Le Triangle Noir

Had ik al eens verteld dat we hier in “Le Triangle Noir” (de zwarte driehoek) van Frankrijk wonen? Daar hebben we ons huis niet op uitgezocht, maar het is toch vrij bijzonder: er is hier zo weinig lichtvervuiling, dat we de mooiste sterrenhemel van Frankrijk kunnen aanschouwen. Niet alleen is er weinig bebouwing en populatie, er wordt ook actief meegewerkt met het in stand houden van de donkerte: alle straatverlichting gaat later op de avond uit. 

Als Nederlander is dat een vreemde gewaarwording: je ziet werkelijk geen hand voor ogen op een maanloze nacht. Zodra je het licht uit doet heb je het gevoel alsof je blind bent. We hebben allebei een zaklampje naast ons bed liggen anders vinden we de weg naar de wc niet. Tijdens onze huizenruil ervaringen viel het ons extra op hoe hel verlicht de nachten in Nederland zijn. We zaten een paar weken in een nieuwbouw appartement in het centrum van de stad. Een supergave plek. Maar het slaapkamerraam keek uit op een binnenplaats waar wel veertig  felle lantaarns de hele nacht brandden dat je een verduisteringsgordijn nodig had om te kunnen slapen. Met het raam en het gordijn open, ging dat eigenlijk niet. Terwijl iedereen toch een telefoon bij zich heeft met een lampje erin tegenwoordig. De andere adressen zelfde verhaal, er stond altijd een lantaarnpaal naar binnen te schijnen. Blijkbaar heeft niemand er last van. 

Maar wij weten nu: je weet niet wat je mist! Het is zo mooi elke keer als het helder is, dat het lijkt of de sterren op je hoofd vallen, zo fel, en zo veel. Als je uit de auto stapt: Verrassing! Als we uit de keuken naar huis lopen in het donker: Verrassing! Als we even de honden uitlaten ’s avonds laat: Verrassing! We hebben ooit een goede verrekijker gekocht en die komt hier goed van pas. Door die kijker zie je nog zoveel meer, we liggen soms ademloos op een ligbed bij het zwembad in de verte te staren. Want vooral in de zomer zie je hoe de hele Melkweg zich over het dak van ons huis uitstrekt. 

Toen we hier net woonden kregen we te maken met Corona. De Franse president Macron kondigde dat op theatrale wijze aan: we zijn in oorlog, met een onbekende vijand! Het wás natuurlijk ook eng. En op een van die eerste lockdown avonden stonden wij weer naar de sterrenhemel te turen toen we een satelliet over zagen komen. Op zich niks geks, maar op korte afstand ervan nog eentje. En op dezelfde afstand nóg één. Felle lichtpuntjes, en het ging maar door, we telden er wel dertig en we raakten een beetje in paniek. Wat is hier aan de hand? Er is in China een besmettelijk virus uitgebroken en nu worden we van alle kanten bespioneerd? Komen de Chinezen Europa overnemen? Of krijgen we bezoek van een buitenaardse beschaving? We zijn gauw naar binnen gegaan om te googelen. De   “lange sliert satellieten” bleek het Starlink project van Elon Musk te zijn. Oók verontrustend maar vooralsnog voor een goed doel: overal op aarde internet. Wat hij verder allemaal kan aanrichten in een gekke bui met zijn twaalfduizend satellieten willen we waarschijnlijk niet weten. 

Tegenwoordig weet ik de Grote Beer moeiteloos te vinden, en ook de Kleine Beer, de Poolster en Cassiopeia. Dat vind ik al heel wat. We werden laatst uitgenodigd om op een wolkenloze avond met een astronoom op pad te gaan. Dat leek ons leuk want we hebben weleens bedacht om hier een telescoop neer te zetten maar het is er nog niet van gekomen Deze meneer zou er twee meenemen en er natuurlijk uitleg bij geven. We verzamelden op een van de hoogste heuvels hier in de buurt met een 360 graden uitzicht. Het was stervenskoud maar ook aardedonker. We zagen niet alleen een stukje maan met al z’n kraters en puisten, maar ook de ringen rond Saturnus, de manen rond Jupiter, andere sterrenstelsels zoals Andromeda, de vlamnevel in Orion, de Paardenkopnevel, al die namen, de hoeveelheden, de afstanden, en dan nog al het onbekende, het gaat je gewoon duizelen. 

Het effect op mij is dat ik me afvraag waar wij mensenwezens de arrogantie vandaan halen om te denken dat we de enige -min of meer intelligente- levende wezens zijn in dit heelal. Natuurlijk niet!! Kijk eens even om je heen! Natúúrlijk is er nog meer leven dan alleen maar op planeet aarde. En er volgt een toestand van overrelativering zoals: we zijn hier met z’n allen de boel behoorlijk aan het verzieken, straks is er geen brandstof, geen zuurstof en geen schoon water meer, maar op een andere planeet wel. Worden we de volgende keer toch gewoon daar geboren? Terwijl astronauten vanaf dat heelal neerkijkend op de aarde het “overview effect” krijgen en zich juist het omgekeerde realiseren: wat is de aarde enorm kwetsbaar met z’n dunne atmosfeer en wat moeten we er zuinig op zijn. En zo is het natuurlijk, want verhuizen is geen optie. 

Dus ik heb een tip voor alle gasten die nog komen gaan: neem een verrekijker mee (die van ons mag je uiteraard lenen, maar tegelijk kijken is wel zo leuk), of je camera met statief. Er worden vanuit onze tuin de mooiste foto’s gemaakt van sterrensporen en de Melkweg. We hebben hier een sterrenkaart liggen, zodat je precies kunt zien waar alle sterren staan op de datum dat je gaat kijken. En er zijn natuurlijk ook apps te downloaden zoals Skyview of Ster3D maar volgens onze huisastronoom is het licht van een smartphone storend voor je ogen als je die er steeds bij pakt. Maak ook maar vast een lijstje met wensen want je ziet gegarandeerd een paar “étoiles filantes”. Er gaat een wereld, wat zeg ik, een hemel…. een heelal voor je open hier op Pech Blanc!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Januari

Januari

Januari is ook hier in Frankrijk de saaiste maand van het jaar. Koud, donker, meestal grijs en niks leuks in de pen. Het enige verschil met Nederland is dat het hier niet altijd waait. Als ik lees over storm en gure windvlagen in Nederland dan ben ik toch weer blij dat we hier zijn; harde wind hebben we hier niet vaak en dat is heerlijk. Daarbij: wij weten dat het over een maand weer zo warm kan zijn dat we buiten kunnen lunchen. In Nederland moet je daar dan nog minstens drie maanden op wachten. Ik hou van winters, maar het moet niet te lang duren en daarmee zitten we hier prima. 

Saai is het wel een beetje zonder toeristen. De meeste restaurants zijn gesloten. Maar er gebeuren wel dingen, je moet alleen goed zoeken en rondvragen. Op de markt bijvoorbeeld hebben we een favoriete worsten kraam die gek genoeg ook brood en taarten verkoopt. Chantal, de eigenaresse, is altijd allervriendelijkst en enthousiast. Dat maakt een bezoek aan de markt zo leuk, die mensen daar die inmiddels precies weten waar we vandaan komen, wat we willen kopen, welk woord we niet uit kunnen spreken en welke olijven we het lekkerst vinden. Maar sinds twee weken is de worsten kraam anders ingericht en is Chantal er niet meer. We zagen haar wel lopen en toen vertelde ze dat ze met pensioen is. De kraam is verkocht en ze brengt haar tijd nu niet achter de kraam door, maar ervóór, ouwehoerend met haar oude clientèle. Want dat mist ze wel. 

We hoorden ook dat één van onze favoriete restaurants misschien ophoudt te bestaan. Het werd gerund door twee vrouwen, getrouwd, maar sinds een jaar had de leukste van de twee er zomaar een restaurant bij gekocht in een dorp op wel een uur rijden van het eerste restaurant. Ze kwam daar iets van de inboedel ophalen, maar ze vond de ruimte zo gaaf dat ze de hele hut gekocht heeft. Ze zou het zelf gaan runnen en haar vrouw zou dan in het oude restaurant de boel blijven draaien. Daar moest ik een beetje van fronsen. Maar wanneer zien jullie elkaar dan nog? Vroeg ik haar. “Uhhh, ’s nachts denk ik?” riep ze stralend, want het is een ontzettende vrolijke meid. Maar het heeft ze toch genekt ben ik bang want ze zijn uit elkaar. Het nieuwste restaurant is blijvend gesloten en wat er nu met de oude gebeurt is dus nog de vraag. 

Onze dorpskern ligt overhoop wegens de bouw van een medisch centrum. Daar kun je ook een heleboel vraagtekens bij plaatsen want de huisartsen zitten nu in een pand dat hun eigendom is en daar willen ze helemaal niet uit, wordt er verteld. En zou er echt een tandarts komen? Die van ons moesten we met een loep zoeken en we moeten er een uur voor rijden. Op zich lijkt het me wel prettig als er een nieuw onderkomen is. De wachtkamer van de huisartsenpraktijk is een claustrofobisch hokje waarvan het raam is dichtgekit en er staat ziekmakende zwarte schimmel op de muren. Zo blijf je lekker aan het werk als arts, dat wel. De fysiotherapeute waar ik een paar keer geweest ben had een stoeltje in de gang staan waar ze zichzelf tien keer in het uur dat ik daar wachtte langs moest wringen om haar handen te wassen. Het pand hing zo ongeveer met plakband aan elkaar en toen ik eindelijk aan de beurt was, gaf ze onderwijl instructies aan de bejaarde dame achter het gordijn en was ze ook in gesprek met degene die nu op het stoeltje in de gang zat. Zij zou wel een een nette en ruimere werkplek kunnen gebruiken, misschien dat ze dan wat beter kan focussen. 

Ondertussen is het grootste pand in het dorp dat altijd een onderkomen was voor passerende pelgrims op weg naar Santiago, na jaren leegstand eindelijk verkocht. Het is een mooi hoog en statig gebouw met lavendelblauwe luiken. We hebben er vaak verlekkerd voor gestaan tot we de foto’s van het interieur zagen. Daar was al een jaar of tachtig niks aan gedaan. Daarbij ligt het aan de doorgaande weg met best veel zwaar verkeer. Wij zitten vijf kilometer van het dorp vandaan in absolute stilte en dat willen we voor geen goud inruilen. We zijn benieuwd wat er in komt. We hopen dat er weer een hostel voor pelgrims komt want er is gebrek aan overnachtingsmogelijkheden in de omgeving. Het is big business langs de route. Af en toe hebben wij ook wandelaars, maar voor de doorsnee pelgrim zijn we te duur.  Ik moest eens een koffer ophalen die verkeerd was afgeleverd, zo’n dertig kilometer verderop. Die chambre d’hôtes richtte zich helemaal in op wandelaars: het wemelde er van de uitgeputte mensen op sokken en blote voeten. De hele gang stond vol met bagage, wandelstokken en schoenen. Het leek me altijd leuk, zulke mensen ontmoeten, die allemaal hun eigen verhaal hebben waarom ze zijn gaan lopen. Maar in de praktijk denk ik dat het vooral heel veel gedoe is, want iedereen blijft maar één nacht. Als ze aankomen zijn ze moe en voor dag en dauw zijn ze alweer vertrokken. 

Het lijkt hier dus wel stil te staan, het leven, maar stiekem gebeurt er van alles. Desalniettemin is januari mijn minst favoriete maand. Ach, het wordt vanzelf weer februari. En dan gaan we gewoon weer aan het werk.